Zijn scheuringen in kerkverbanden breuken in het lichaam van Christus? Om daar een uitspraak over te doen, moeten we eerst zien, waar de breuklijn loopt en vervolgens er licht over hebben wat het betekent bij Christus’ lichaam te horen.
Aan deze zaken dacht ik toen ik een artikel las in het RD van 6 december van de hand van prof. dr. M.J. Kater, ds. J.M.J. Kieviet en P.J. Vergunst. Hoewel hun artikel duidelijk ingegeven is door liefde tot het kerkverband van de Christelijke Gereformeerde Kerken betekent dit niet dat dit hetzelfde is als de liefde die Christus’ lichaam toekomt. Een kerkverband is niet automatisch het lichaam van Christus. Dit misverstand is al vele keren gemaakt.
Als we dan letten op de breuklijnen die nu in de Christelijke Gereformeerde Kerken aan de orde zijn, dan hebben die met wezenlijke zaken te maken, namelijk het Schriftgezag en de consequenties daarvan voor het christenleven. De artikelen 3,4,5 en 7 van onze NGB moeten we vasthouden, met de verwijzingen naar Deuteronomium en Openbaring over het toedoen of afdoen van de Schrift. We mogen geen geestelijke band ervaren met hen die dit wel doen. En wat de consequenties voor het leven betreffen, wie daarin ruimte eist voor zaken die Christus’ instemming niet hebben en waarvan de Heilige Geest zeker niet de drijfveer kan zijn, kan toch niet spreken van een geestelijke eenheid?
Een lichaam wordt geregeerd door een Hoofd en bestuurd door een geest. Van het lichaam van Christus is Hij het Hoofd. Hij regeert Zijn lichaam en dat gehoorzaamt Zijn bevelen. De Heilige Geest is zowel in het Hoofd als in het lichaam en geeft de ervaring van de eenheid. Wat hoort nu bij het lichaam van Christus? Laten we de artikelen 27, 28 en 29 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis handhaven. Laat de leden van dat lichaam elkaar vasthouden en opzoeken. Maar scheid je af van hen die er niet bij horen. Dat moet onze boodschap zijn tot Gods kinderen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Laat de liefde van het Hoofd en de drijving van de Heilige Geest bepalend en samenbindend zijn voor de eenheid die we allemaal moeten zoeken. Wellicht moeten velen zich dan van bepaalde verbanden afscheiden en moeten ook velen zich bij elkaar voegen. In de akte van Afscheiding en Wederkeer van 1834 zijn deze zaken al duidelijk benoemd.
Als de drie auteurs van het artikel de Schrift hoog willen houden, zijn we daar blij mee. Maar laten ze het dat ook doen ten aanzien van de bestrijding van zonden. Een groot vertrouwen in de Heilige Geest kan niet samengaan met ruimte te bieden aan wat de Heilige Gees haat. Gaat het om bekering dan vragen we ons af waarheen of tot Wie? Er is geen grond voor wachten of hopen op God als we de zonden laten voortwoekeren. Er is alleen verwachting als we ons door de Heilige Geest laten leiden en door Christus laten regeren naar de wil van een Drie-enig God.