GELOUTERDE LIEFDE TOT DE WAARHEID
Uw Woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief (Ps.:119:140).
Lezen: Psalm 12.
Hier wordt gesproken over Gods Woord. Hebt u het lief? Dat is een vraag voor ieder persoonlijk bedoeld. Gods knecht zegt ‘dat hij het liefheeft’. En allen die echt Gods knechten zijn, begeren te dienen en die zullen het ook liefhebben. Dat kan niet anders. Anders zijn ze geen knechten, maar slaven. Anders kunnen ze hun werk niet met lust en liefde doen. Dan is er niets dan zuchten en klagen; dan is dit het zwaarste werk dat bestaat. Maar liefde maakt het werk licht. Het is een vraag voor ons allemaal, wie we ook zijn: Hebben we het Woord des Heeren lief? Kennen we het? Kennen we de werking ervan? En hebben we die werking lief? Eigenlijk is dat hier aan de orde: de aard van de werking van Gods Woord, waar het kracht doet. Het is een gelouterd Woord en een louterend Woord. Hebben we dat lief? We kunnen ook zeggen; heilig en heiligend. Begeren we dat? Wie de heiligheid en heiligmaking niet lief heeft, heeft het Woord Gods niet lief. Want het woord Gods is altijd uit op reiniging van zondaren.
Reiniging is afscheiding van de zonden van de zondaar. Daarom wordt het Woord ook een zwaard genoemd, ‘tweesnijdend en scherp; het gaat door tot verdeling van ziel en Geest, samenvoegselen en van merg’. Hoort u het wel? Het ‘als een oordeler van de gedachten en van de overleggingen van het hart’. Als een zwaard; het snijdt in tweeën. Het scheidt af. Wat? De zonden van de zondaar, daar is het werk Gods op gericht. De zondeval was een innige vereniging, een omstrengeling van de mens van de zonde met de satan. De mens wierp zich in de armen van de duivel, om diens wil te doen; en dat is dus de zonde. Dat heeft de natuur van de mens zo doortrokken dat hij zichzelf niet meer kan scheiden van de satan en van de zonde. Hij ligt als aan de duivel vastgeklonken en de zonde behoort door de zondeval tot zijn natuur. Zijn hele bestaan is ervan doortrokken. Het is als een zuurdeeg, als een gist, in ieder mensenleven, in iedere mensenziel. Ongerechtigheid en zonde: wie haalt ze eruit? Wie reinigt de mens van dat grootste kwaad? Dat kan God alleen, Hij heeft ook beloofd het te zullen doen: ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw.’ God kan die innige omstrengeling van de zondaar met de zonde, van de mens met de satan, losbreken. Verlangt u dat? Is dat uw begeerte? Wilt u zo graag de zonde kennen, de zonde haten, de zonde ontvluchten? Wel dat doet de Heere door Zijn Woord. Dat is het Woord des Heeren. Het werkt louterend; het werkt als een kracht van de Heere in de Zijnen om hen af te scheiden van de zonde. Hoe de Heere dat doet, is een andere zaak. Daar is nog veel van te zeggen, wat ik nu niet allemaal aan de orde kan stellen. Maar weet dat er geen heiligmaking voor rechtvaardigmaking gaat. Dat wens ik niet te leren. Het is niet zo dat de mens daar zelf de hand in kan hebben, op een wijze dat hij dat wel even doet. Ik zei net al dat een mens dat juist niet kan, maar God doet het door Zijn Woord. Het is onmogelijk onszelf van de zonden te bevrijden. Maar God vernieuwt de mens, door Zijn Woord en door Zijn Geest, door het vleesgeworden Woord, de Heere Jezus Christus.
Maar laten we nu onze aandacht richten op onze tekst. Ik zei dat het hier gaat om de louterende, de heiligende werking van het Woord van God. Die wordt hier op een bepaalde manier verwoord. David zegt: ‘Uw Woord is zeer gelouterd’. Hij noemt het eigenlijk een eigenschap van het Woord zelf. Het spreken Gods is gelouterd. Hoe moeten we dat verstaan? Wat bedoelt David daar precies mee? Louteren is zuiveren. Dat is eigenlijk het vuil eruit halen, zoals dat bij een zondaar moet gebeuren. Hij moet gescheiden worden van de zonde. Dit is beeldspraak. Het Hebreeuwse woord dat hier gebruikt wordt, wordt eigenlijk gebruikt voor het zuiveren van metalen. U kent dat wel: vervuilde metalen moeten gesmolten worden om het vuil eruit te halen en zuivere metalen over te houden. Dat gebeurt wel met ijzer, in de ovens waar ijzer gesmolten wordt. Maar u begrijpt, dat gebeurt vooral ook met edele metalen, om die zuiver te krijgen. Goud en zilver worden dan gelouterd in een smeltkroes. Ze worden verhit, gesmolten en onder grote hitte scheidt het vuil zich af. Dat gaat drijven; dat wordt schuim. En dat schuim dat erop drijft, wordt er afgeschept. Zo wordt het goud en het zilver in die grote hitte gelouterd. Dat is eigenlijk het beeld. Nu kunt u vragen: Gebeurt dat dan ook met het Woord van Gods
We moeten vanzelf oppassen. Het Woord Gods, dus wat de Heere Zelf spreekt – het: Zo zegt de Heere – dat behoeven wij niet te gaan louteren. Dat is gelouterd, dat is zuiver, dat is rein, dat is heilig. Hier staat het woord ‘gelouterd’, maar in de zin dat het heilig en zuiver is. Zoals het zuiverste metaal gelouterd is, zo zuiver is het; er zit niet verkeerds in. Zo is het Woord des Heeren zuiver; daar zit niets onzuivers in. Wat God spreekt, is waarachtig. Van een mens kun je niet op aan, maar van God altijd wel. Zijn Woord is de waarheid. Onomstotelijk, vast, zeker; daarom is het Woord Gods gelouterd. Wij moeten dat niet zien als een proces. De Heere heeft Zijn Woord gegeven door de Heilige Geest. Maar Hij heeft wel mensen gebruikt. Dan kun je wel spreken van een louteringsproces. Let op de Bijbelschrijvers, hoe de Heere hen soms louterde, voordat ze geschikt gevonden werden om Zijn instrument te zijn, een instrument voor de Heilige Geest om het Woord op te tekenen. Want het Woord Gods is wel opgetekend door mensen, terwijl de Heilige Geest hen geleid en bestuurd heeft. We zijn zo gauw geen geschikte instrumenten voor de Heilige Geest. We zijn wederstrevig en kunnen de Heilige Geest ook weerstaan. Maar we moeten ons laten gebruiken. De eerste Bijbelschrijver, Mozes, had wel wat nodig, voordat de Heere hem wilde gebruiken in die dienst. Mozes is daarvoor gelouterd. Wat een weg! Mozes was aan het hof in Egypte opgevoed, onderwezen in allerlei vaardigheden, in allerlei kunsten. De Egyptische cultuur was in die dagen niet de minste. Daar heeft Mozes zich veel van eigen mogen maken. Hij is als een prins aan het hof opgevoed. Hij heeft alle kunsten en vaardigheden doorlopen en geleerd. Maar dit was voor de Heere niet genoeg om hem als een instrument te gebruiken. Mozes had meer loutering nodig, hoewel er een beginsel van de Godsvreze in zijn hart lag. Hij werd liever met het volk Gods kwalijk behandeld, dan voor een tijd de genieting der zonde te kennen, lezen we in Hebreën 11. Hoewel dit beginsel in zijn hart lag, moest hij toch gelouterd worden. Daarvoor heeft het God goed gedacht hem de woestijn in te sturen. Toen hij zelf het heft in handen nam en een Egyptisch man heeft dood geslagen, toen was het gevolg dat hij vluchten moest. Het volk herkende in hem geen bevrijder, en Mozes moest het onderscheid leren tussen onheilige en heilige ijver. Er moest een louteringsproces plaatsvinden, waarbij Mozes leerde, dat er in hem geen goed te vinden was en dat hij tot geen goed in staat was. Dat heeft Mozes later beleden, 40 jaar later, bij de berg Sinai. Veertig jaar was hij in de woestijn om te leren dat hij niets kon; om te leren dat hij niet op eigen vermogens mocht steunen. Als God hem wilde gebruiken, moest ook hij leren dat hij onbekwaam was tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, ook in de praktijk van zijn leven. Anders zou hij niet dienstbaar zijn onder God. Het was een louteringsproces, waarbij we Mozes tenslotte ontmoeten als een man die zegt: ‘Heere ik kan het niet, stuur maar een ander’. Mozes kon het niet meer en was onbekwaam om werk voor God te verrichten. Dat moeten wij ook leren.
Mozes is te ver gegaan, toen de Heere hem riep en hij vast hield aan eigen onbekwaamheid. Toen weigerde hij te steunen op God die bekwaammaking kan geven, genade om dienstbaar te stellen. Hij bleef maar op zichzelf zien. En dat werd de Heere moe; toen werd de Heere toornig en heeft Hij Mozes terechtgebracht. Natuurlijk mocht Mozes wel belijden dat in hem geen vermogens waren. Maar hij moest toch ook leren op God te vertrouwen.
Er zijn veel voorbeelden te geven van loutering van Bijbelschrijvers. Mozes is door de Heere gebruikt voor Zijn volk, om het door de woestijn te leiden, veertig jaren lang. Daarvoor is gelouterd en nadien heeft hij de eerste vijf Bijbelboeken mogen uitschrijven, geleid door de Heilige Geest, als een gelouterde knecht. Een louteringsproces maken we ook van dichtbij mee als we het boek Job lezen. In Job wordt ons getoond dat de Heere Job leert, hoe hij op zijn plaats moet komen en hem daar zelf ook brengt, na een smartelijke en moeilijke weg. Het was een louterende en God verheerlijkende weg, en uiteindelijk ook goed voor Job zelf. Een louteringsproces komt u bijna in iedere Psalm tegen. Het louterende werk van een arme zondaar, die moet leren het met de Heere alleen te moeten doen en dat ook mag doen. Afgebracht te worden van alles buiten God om te leren steunen op Zijn genade en ontferming, in de Heere Jezus alleen! Salomo beschrijft in het boek Prediker, dat hij in zijn leven afgescheiden moest worden van zijn eigen dwaasheid, of van zijn vleselijk vernuft, als u het zo wilt noemen. Hij moest op alles wat van hem was, ‘ijdelheid’ leren schrijven. ‘IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.’ Wat een louteringsproces! En heeft de Heere de profeten niet gelouterd door het lijden, ‘zoals het zilver wordt beproefd’. Tot de laatste Bijbelschrijver toe. Johannes is op Patmos gelouterd, als hij tot een nieuwe bediening geroepen wordt, en profeet moet zijn, om de Openbaring van de Heere op te schrijven en aan het volk bekend te maken. Daar ligt hij als een dode, aan de voeten van de verhoogde Middelaar; louterend is het werk des Heeren. Louterend is ook het Woord des Heeren geweest voor hen die het in de mond gelegd werd, om het uit te dragen toen het opgeschreven moest worden. Het Woord van God moest natuurlijk zuiver bewaard worden. Wie daar studie van maakt – dat kan ik nu vanzelf niet in de breedte verhalen – die krijgt bewondering voor de wijze waarop het God goed gedacht heeft Zijn Woord zuiver te bewaren. Ja, van woord tot woord en temidden van de aanvallen die erop afkwamen. Die zijn er altijd op het Woord geweest, aanvallen vanuit de hel. De vorst der duisternis wenst door dat Woord niet gebonden te worden en toch wordt hij erdoor gebonden. Wat heeft hij veel tegen dat Woord geschopt, van de begintijd afaan! Wat zijn er een aanvallen geweest op de canon, de boeken die in het Woord Gods staan. Wat heeft de duivel dit geprobeerd vanaf de dagen van Marcion; die wordt dan ook de eerstgeborene van satan genoemd. Wat een aanvallen op het Woord des Heeren zijn er daarna ook gepleegd. Wat een vervalsingen, zoals Ariaanse geschriften, waarbij teksten weggelaten werden. Daarom moeten de mensen van de wetenschap zich ook over de grondtaal consciëntieus buigen en kijken of er geen vervalsingen zijn ingeslopen; daarom worden handschriften met elkaar vergeleken. Maar als het er op aankomt, dan moeten we toch verwonderd staan, dat de duivel zo weinig heeft kunnen doen, om het Woord Gods te schaden. Gods Geest heeft de Kerk bewaard door het Woord de Heeren. Hij heeft ook het Woord des Heeren bewaard voor de Kerk des Heeren. Ja Gods Woord is gelouterd, daar kun je van op aan; dat is de waarheid. Dat kunnen we van mensenwoorden niet zeggen, maar ‘God is Waarachtig’, zegt Paulus, ‘en alle mens leugenachtig’. We kunnen dan ook kijken bij hen die het Woord Gods nu mogen spreken of ze gelouterd zijn als de Bijbelschrijvers. Louterend is het werk van Gods Geest, ook in het bewaren van het Woord des Heeren. Die het lief hadden, werden erdoor gelouterd, maar ook degenen die het nu mogen verkondigen. De Heere kan de mens eigenlijk niet gebruiken als het Woord ook in zijn leven niet louterend werkt. Want zouden ze wel dienstbaar zijn, als ze de werking van dat Woord niet kennen en eigenlijk tegenstaan? Dan verdraaien ze het Woord tot verderf van de mensen! Dan zal blijken dat de natuurlijke mens toch niet verstaat, de dingen die des Geestes Gods zijn. Ze zijn hem dwaasheid. Hoe zullen ze dan prediken, als ze het zelf niet geleerd hebben? En daarom; het Woord moet gekend worden. Die het uitdragen dienen ook door het Woord Gods gelouterd te worden. ‘Gij hebt mij voor een tijd bedroefd’, zingt de dichter, ‘en mij gelouterd door het lijden’. Zo gebeurt dat. Dan geeft de Heere wel wegen om de Zijnen te louteren, soms in een smartelijke weg, ‘zoals het zilver wordt beproefd’. Dat gebeurt in de hitte, in de smeltkroes. En zo handelt de Heere met Zijn knechten, maar ook met al Zijn kinderen. Want, daar begonnen we mee, en daar ga ik nu toch even mee verder.
’Het Woord Gods is ook louterend in Zijn werking’. Als David hier zegt: ‘Uw Woord is zeer gelouterd’, dan heeft hij het oog op die werking van dat Woord Gods. Het is een zuiver Woord, de zuivere waarheid, maar waar het kracht doet, werkt het ook zuiverend. Niet alleen de taal van Gods Woord is zuiver en betrouwbaar, niet alleen de betekenis van alles wat opgetekend is, is vast en is een eeuwige waarheid, maar ook de strekking van alles wat in Gods Woord staat en de invloed daardoor in een zondaarsleven is louterend. Het brengt de zonde aan het licht en verbreekt de zondaar eronder. De zondaar gaat zijn zonde zien en haten en tegen zijn zonde zeggen: ‘Henen uit!’ Het Woord Gods is de kracht daarbij; het zwaard des Geestes. En hebt u het zo lief? Die ontdekkende werking heeft hij lief. Ik kom wel mensen tegen die deze werking haten. Het is precies het tegenovergestelde. Zij haten het werk van Gods Woord. Als het hun verkondigd wordt en het de zonde openbaart, toont het hun hoe ongelijkvormig ze zijn met het woord van God. Ze zeggen: dat wil ik niet horen. Of ze zeggen het niet, ze tonen het. Daar waar het woord scherp is en in hun vlees snijdt als een zwaard. Er zijn er die heimelijk boos worden. Sommigen kunnen het niet eens verbergen. Sommigen openbaren hun onwilligheid om tegen de zonde te strijden en wensen zachte woorden te horen, maar geen woorden die zonden openbaren. Ze willen troostrijke woorden horen, maar ze willen niet afgescheiden worden van het kwaad. Zulken ontvluchten een prediking die het Woord Gods predikt als een gelouterd woord en een louterend woord. Die ontvluchten dat. Die willen, zo zeggen ze: een evangelische prediking horen. Wel, ik wens ook niet anders dan het Evangelie te brengen. Maar dan wel een waar Evangelie. Een ware goede boodschap. Wat is nu de beste boodschap die er is voor een zondaar op deze wereld? Dat hij op deze wereld verlost kan worden van het grootste kwaad: de zonde; dus de zondekwaal die hem naar een eeuwig verderf sleept. Daarom zal het Woord Gods die zondekwaal openbaren, altijd weer! Gods kinderen hebben dat nodig tot hun laatste snik. Dat is niet alleen iets van de begintijd van de bekering; denk dat maar niet. Natuurlijk, daar begint het en dat is wel nodig ook. Dan gebeurt het krachtdadig. Maar zij die denken dat ontgroeid te zijn, die denken nooit meer in de spiegel van Gods wet te moeten kijken om zichzelf te kennen, die denken wel genoeg te weten van de zonde, die kennen zichzelf nog niet. Want juist dat Woord van God is voor Gods kinderen altijd in zijn werking weer louterend. Zij willen altijd weer leren wat zonde is, ook als ze die bij de Heere mochten brengen en die vergeven zijn. Denkt u dat die fontein van binnen dan gestopt is? Denkt u dat dan die onzalige fontein ophoudt op te borrelen zoals onze geloofsbelijdenis erover spreekt? O nee, kinderen Gods hebben er last van wat uit hun zelf voortkomt, hun hele leven lang; van die vuilheid, al dat inwonend verderf, al die ongerechtigheid. Daarom, het Woord Gods openbaart het hen telkens weer. Daarom naar mate ze meer leren van de Heere, worden ze kleiner in zichzelf, verliezen ze alle verwachting van zichzelf, vinden ze de dood in zichzelf en de vruchten van de dood uit zichzelf. Er is ook meer. Natuurlijk; gelukkig wel. Maar deze onmisbare werking van het Woord Gods om de zonde en de zondekwaal te openbaren, is nu iets wat degenen die God liefhebben, ook liefhebben.
Dat zoeken ze uit liefde. ‘Uw knecht heeft het lief’. Ze hebben het lief, dat de Heere hen telkens openbaart wat tegen Hem strijdt en tegen Zijn wil is, opdat ze het in hun eigen leven ook mogen zien en bestrijden. U begrijpt het best een beetje, want als we het toepassen op ons lichaam, snapt iedereen het. Een mens zal al wat hij heeft, geven voor zijn leven. Wat willen we ons lichaam graag gezond houden! Zien we een bepaalde ziekte dan willen we die best bestrijden. Dat willen we ons leven lang wel doen. Komt er weer een of andere kwaal, dan gaan we wel naar de dokter. En telkens weer, met de kwalen die er zijn, zoeken we genezing. Wel, de zondekwaal is niet uitgestorven in het leven van hen die de Heere vrezen. Ook niet als hun zonden vergeven zijn. Hoewel we er dan anders tegenover mogen staan. Het neemt niet weg dat we de zonde dan nog veel meer haten, ja, met een dodelijke haat! Waar ze maar opkomt, we er weer in vallen, iets opborrelt uit die onzalige fontein in ons binnenste, daar begeren we genezing en herstel. Daarom, die God liefhebben en de heiligheid liefhebben, die hebben het Woord Gods lief in zijn heiligende werking. Het is de werking door de Heilige Geest, als een kracht van God in het hart. Dan zullen allen die er zichzelf door leren kennen, er geen moed door krijgen, maar moedeloos worden als het de zonde openbaart. In deze werking is het niet bemoedigend, maar dikwijls ontmoedigend. Maar dit is het enige niet. Gelukkig niet. Het is wel een Evangelie, dat Woord des Heeren. Dan vraagt u misschien: ‘Hoe dan?’. Als het ons de zonde alleen maar openbaart, ook al haten we de zonde, maar dan zien we telkens weer zonde en meer zonde. Ach Gods kinderen gebruiken het daarvoor graag. Ze willen hun zonden graag meer en meer leren kennen. Maar het Woord leert hun ook hoe de zonden weggenomen worden, vergeven worden, verzoend worden, dus: wat hun zonden en hun onreinheid van hen af mag wassen. Het Woord Gods spreekt immers van het vlees geworden Woord, van de Heere Jezus Christus. Het spreekt van Hem Die kwam op deze wereld om Zijn bloed te storten om hun zonden te kunnen vergeven en om te kunnen reinigen van alle onreinheid. Afwassen zodat er geen zonde meer overblijft, dat is het werk van de Heere Jezus Christus. Dat is het reinigende werk, dat een geheim is voor hen die alleen maar zonden in hun leven zien vermenigvuldigen, als ze meer licht krijgen. Meer onreinheid zien, meer ongerechtigheid? Dan lijkt vergeving en vernieuwing steeds verder af in plaats van dichterbij. Wat beangstigend! U begrijpt het niet, toch is het waar dat juist ook die mensen het Woord lief krijgen. Je begrijpt het niet dat die onder het Woord Gods overtuigd worden en in het verborgene getrokken worden, toch altijd weer zo’n prediking zoeken, toch altijd weer die werking zoeken. Maar het slaat hen wel terneer; het maakt hen wel angstig, maar ze zijn overtuigd van de waarheid ervan. Het is de waarheid, en daarom blijven ze het wel zoeken en blijven ze er wel onder komen. Maar wat een ontmoediging, wat een angst, wat een benauwdheid in de harten van hen, die door het Woord Gods alleen maar hun zonden leren kennen! Die de krachtige werking van het zwaard des Geestes ervaren, zodat ze de zonden zien, die ze haten. Maar ze kunnen de zonden niet doden, ze krijgen het niet weg, ze kunnen zichzelf hun zonden niet vergeven. En dan is het nodig, dat het Woord Gods niet alleen de zonden openbaart, maar dat het Vlees Geworden Woord ook de zonden van die ellendigen wegneemt en Christus hun geopenbaard wordt in dit Woord. Dat doet Hij ook door Zijn Woord; dat doet de Heilige Geest door het Woord en Hij gezien mag worden Die in het gewaad van Zijn Woord nog wil wandelen in het midden van Zijn gemeente. Als Hij gekend mag worden in de kracht, waardoor Hij de zonden overwonnen heeft; de kracht van Zijn bloed dat reinigt van alle zonden! O, dan zullen we nog veel meer dan eerst ervaren: ‘Uw Woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief’.
Zingen: Psalm 119:70 en Psalm 12:6.
70 Mijn ijver heeft van smart mij doen vergaan
Omdat Uw woord zo schand’lijk wordt vergeten;
Mijn vijand ziet dat met verachting aan.
Uw woord is rein, dat mag gelouterd heten;
Uw knecht wil zich daar daag’lijks mee beraân;
Hij heeft het lief, wijl ’t hem zijn plicht doet weten.
6 Des HEEREN woord is rein, en al Zijn spreken
Is zuiver, als het allerfijnst metaal;
Nooit is het schuim van ’t zilver zo geweken,
Schoon in den kroes gelouterd zevenmaal.