Psalm 119 vers 138

GODS RECHT EN WAARHEID TEKENEN ZIJN GEBODEN

Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden (Ps. 119:138).

Lezen: Psalm 56.

Hier lezen we over de getuigenissen Gods. U weet dat die in Psalm119 in ieder vers aan de orde zijn. Ook zullen u de twee woorden die in dit verband worden gebruikt niet onbekend voorkomen: ze zijn rechtvaardig en waar. ‘Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden’. Twee heerlijke deugden: gerechtigheid, waarheid.

Misschien zegt u wel, ‘Ach dat zijn al zaken die we vaker gehoord hebben. We hebben in het begin van de  verhandeling van onze Psalm weleens gezegd, dat sommigen eentonigheid in deze Psalm beluisteren. Ik hoop dat het u toch anders mag vergaan, want al zou het hetzelfde zijn, al zou het weleens overdacht zijn, zij die de Heere vrezen hebben er lust in om oude waarheden telkens opnieuw te ervaren, en er weer eens ingeleid te worden, om er weer eens met verwondering op te zien. Dat is hen aangenaam, u begrijpt het beeld allemaal wel, als we spreken van de spijze voor een hongerige hier op deze wereld. Iemand die honger heeft, zegt niet van alweer brood, maar die is blij als hij zijn honger met brood kan stillen. Wie de waarheid Gods kent, zal zeggen, o wat een schamel voorbeeld, als het gaat om de spijze die God voor een hongerige ziel heeft. Dan is het beeld nog maar schamel, nog maar sober vergeleken met de werkelijkheid. Wat een hongerige ziel krijgt uit het woord van God, dat is kostelijker dan honing, ja dan honingzeem. De Heere Jezus heeft zelf  het beeld van brood ook gebruikt. Hij noemt Zichzelf wel het brood des levens, om te tonen dat er alleen ware voedingskracht voor een hongerige ziel ligt in Zijn werk.

Maar waar het dus om gaat geliefden, een hongerige ziel, een begerige ziel die gevoed mag worden uit het woord van God, die spreekt niet van eentonigheid. Die denkt niet zo gauw van het is weer hetzelfde. Dat geldt ook van de Zondagse diensten, dat geldt ook van de verkondiging van het woord des Heeren. Ook van het lezen van het woord des Heeren. Dat is niet saai en eentonig, als je hart er naar uitgaat. Net zo min  trouwens, u zult al die beelden wel begrijpen, als ouders het eentonig vinden om iedere dag een liefdeblijk van hun kinderen te krijgen. Of kinderen zullen het niet eentonig vinden om iedere dag een liefdeblijk van hun ouders te krijgen. Of een vrouw van haar man, of een man van zijn vrouw. Daar heeft men juist behoefte aan. Gaat u zo met het woord des Heeren om geliefden? Is het u al zo’n rijke schat geworden? Is uw hart al zo begerig geworden naar de waarheid die naar de Godzaligheid is? Of moet u zichzelf daarin aanklagen? Wel, klaag u dan maar aan, klaag dan uw dodigheid en uw dorheid maar aan bij de Heere. En zie hoe de Heere toch kan geven, dat iemand het woord des Heeren zo liefheeft, zo hartelijk lief, dat hij niet moe wordt om het te roemen en te prijzen. Dat hij niet moe wordt, ook al beschikt hij niet over voldoende woorden, om de grootsheid ervan te verwoorden.  Hij wordt het niet moe om het telkens maar weer te zeggen. Zoals nu in onze tekst: ‘Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden’. De getuigenissen van Uw woord Heere, en al wat erin geschreven staat, dat is goed, dat is goed en rechtvaardig. Dat is billijk, daar is geen kwaad van te zeggen en het is ook waarachtig en getrouw, je kunt ervan op aan. Wat je van geen enkel mensenwoord kan zeggen. Als we de tekst wat nader gaan bezien, dan geeft ze in de vertaling nog wel wat moeilijkheden. Ze is in verschillende Bijbelvertalingen nog wat verschillend terecht gekomen. Hoewel allen de waarheid van onze tekst hebben verstaan. En de waarheid daarin hebben door willen geven. Maar welk woord hoort bij welk woord? Dat is niet altijd even eenvoudig, als je aan het vertalen bent, omdat de Hebreeuwse taal zo ontzettend veel verschilt van onze taal.

Calvijn heeft bij onze tekst gezegd, dat God door Zijn getuigenissen de rechtvaardigheid en inzonderheid de waarheid heeft geboden. Dus hij spreekt niet van de gerechtigheid en de waarheid van Gods getuigenis, maar hij wil zeggen: Uw getuigenis openbaart gerechtigheid en waarheid. M.a.w. het getuigenis wordt bij Calvijn middel om gerechtigheid en waarheid te verkondigen. Dat is een heerlijke zin, dat is een kostelijke vertaling. Om zo te ervaren dat het getuigenis Gods, het Woord Gods niet anders doet dan de deugden Gods verheerlijken. Zijn gerechtigheid en Zijn  waarachtigheid, uiteindelijk gaat het om de deugden Gods. Als er deugden van het Woord Gods worden genoemd, die in het Woord Gods tot uitdrukking komen, dan moeten ze toch opleiden tot de God van Zijn Woord. Het gaat om de Heere, het gaat om de Schepper van hemel en aarde, die ook onze Schepper is. Daarom is het een kostelijke vertaling, een kostelijke zin, als Calvijn zegt, dat door Uw getuigenissen rechtvaardigheid en waarheid zijn geboden, en ook de mens worden voorgesteld. Van de mens worden geëist. Maar onze vertaling heeft: Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen en de waarheid hogelijk geboden. M.a.w. gerechtigheid van Uw getuigenis is een wezenlijk kenmerk van al wat U spreekt. En waarachtigheid was evenzeer, ja inzonderheid hogelijk geboden. Er staat, inzonderheid van al Gods woorden, van al Gods spreken, ze zijn waar, het is waarachtig. Ook dit geeft een goede vertaling. Maar nu zijn er ook nog, die het woordje wat hier met hogelijk vertaald is. Niet betrekken op het gebieden, maar  op de waarheid. M.a.w. Uw getuigenis is inzonderheid waar zegt Calvijn. En de Engelse vertaling zegt: Uw getuigenis is zeer getrouw. Dus dan wordt het woordje ‘hogelijk’ betrokken op het waarachtige, het kan allemaal, en het is geen van allen fout. Het laat ons zien, dat wij bij de overdenking van het woord Gods, leiding nodig hebben van de Heere, licht van de Heilige Geest, om de betekenis in ons hart te verstaan. Maar dan hoop ik toch ook dat u verstaat dat dit allemaal waar is. God heeft het zeer geboden. God heeft het de mens krachtdadig onder de aandacht willen brengen. Denk eens aan de verkondiging van Gods Heilige wil bij de Sinaï. O denk eens hoe God Zijn Woord verkondigd wil hebben. Denk eens hoe Christus het land doorging, en hoe Hij het Koninkrijk Gods heeft verkondigd. ‘Gij hebt het hogelijk geboden’, zeer geboden, dat is ook waar. Maar het is ook waar als we zeggen: Ja, Uw getuigenis is inzonderheid rechtvaardig, het is zeer getrouw, het is inzonderheid waarachtig. En u merkt wel, hier kan de ziel zomaar wat weiden, en naar ik hoop met verwondering weiden. Als de ziel werkzaam is omtrent het getuigenis Gods, omtrent het spreken des Heeren. Dan kan men zo in verwondering wegdwalen, als men denkt over de wijze waarop God Zijn getuigenissen kenbaar maakte en nog maakt. Hoe Hij Zijn woord en waarheid tot  de mens heeft gebracht en nog brengt. Dat mag stof van overdenking zijn, als u nu eens niets te doen hebt, overdenk toch zulke waarheden eens. ‘Hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog’. O, denk er eens aan hoe God Gods verlaters naroept, terug roept, tot bekering roept. En ook als Hij een verblinde zondaar, die niet meer wil weten wat goed is, die de Bron van alle goed verlaat, toch Zijn wet verkondigt. Dat is een wonder, dat is al genade. Een mens moet onder de wet van God  leren, dat hij niet deugt, dat hij Gods toorn verdiend heeft. God wil  de mens niet helemaal laten verzinken in zijn verderf en ondergang. Maar Hij roept de mens. Hij brengt de mensen onder de verkondiging van Zijn Woord. Wat een wonder dat de Heere dat wil doen. Dat Hij Zijn getuigenissen tot mensen brengt. In het Paradijs riep Hij Adam al terug: ‘Waar zijt Gij´, en zo is  Hij doorgegaan met Zijn getuigenis te geven, een goed getuigenis tot de mensen te brengen. We lezen dat in de Bijbel op vele plaatsen, die we nu vanzelf niet allemaal noemen. Maar dat gebeurt nog, dat doet de Heere nog. Zijn goede getuigenis, rechtvaardige getuigenis, Hij wil dat het bij de mensen gebracht wordt. Zoals het in onze vertaling staat: ‘Gij hebt het hogelijk geboden’, de gerechtigheid Uwer getuigenis moet een ieder weten, Gods woord is waar. Gods Woord houdt stand in eeuwigheid, zingt Luther, en zal geen duimbreed wijken.

Daar komt veel tegenop, natuurlijk, de duivel zou de duivel niet zijn als hij daar niet tegen gestreden had en noch tegen strijdt. Juist dat woord van God. Juist dat vaste fundament der apostelen en profeten. Dat eeuwig waarachtige getuigenis, daar heeft de duivel al wat tegen gestreden. Maar daar heeft hij ook boog en schild en vurige pijlen op verspild. Het blijft wel waar hoezeer het ook bestreden wordt. Het blijft wel waar en God heeft zeer geboden dat het gezegd wordt, dat het verkondigd wordt. De gerechtigheid Uwer getuigenissen hogelijk geboden.’Gerechtigheid! En zo staat er: de waarheid! Het is wel waar. O, wat is het verdrietig als men niet op iemands getuigenis af kan gaan, als men iemand niet kan vertrouwen. Leugenachtige getuigenissen en die worden er wat gegeven. Niet voor niets is de eed ingesteld in deze wereld. Dan moet men soms een eed zweren om te getuigen dat men de waarheid spreekt. Dat is al een bewijs van de leugenachtigheid van de mens. Geneigd om de waarheid te verdraaien, op wat voor wijze ook. Dat men nu zo weinig mensen, wat zeg ik, in wezen niemand kan vertrouwen. We moeten het toch leren, als het gaat om de zaligheid, als het gaat om de eeuwige staat van onze ziel. Wie kun je nu vertrouwen. Wie kan ons nu zeggen dat wij zeker zalig worden. Wie kan ons dat met honderd procent zekerheid zeggen. Wie kan ons daarin troosten. Op wiens woord kunnen wij nu aan! Dat is wel belangrijk. Dat is van levensbelang. Dat is van eeuwigheidsbelang. Van wie kunnen wij nu op aan! Heeft u misschien een moeder die het gezegd heeft, dat u zeker zalig zal worden. Ach, hoe veel u ook van haar houdt, maar toch, is haar getuigenis niet genoeg. Is er een kind van God, die gezegd heeft: ’Ik denk het goede van u en ik geloof echt dat het met u wel in orde komt, ga maar naar het Avondmaal.’ Is dat u genoeg. Kunt u daarmee sterven. Zijn er getuigenissen van Gods knechten? Zijn er bepaalde zaken waarvan u zegt: Ja, maar die dacht het ook en die zei het ook nog en die ook nog. Is dat u genoeg. O, onderzoek u toch. Als wij bouwen op de waarachtigheid van menselijke getuigenissen. Het zal erg zijn als we er nog eens achter zullen komen dat we daarmee omvallen. Dat mensen ons de zaligheid niet aanbrengen. Ze zich vergissen kunnen. Dat ze ons misschien wel gepleisterd hebben met loze kalk. Kussens onder de oksel genaaid. Maar dat God er niet van weet. Dat kan benauwend zijn als u zulke dingen hoort en op uzelf toe moet passen.

Maar beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het is toch goed om te weten dat alleen Gods getuigenis zeer getrouw is. Maar dat is het dan ook. O, getuigenissen van mensen, werkelijk waar, laten we er toch voorzichtig mee zijn. Maar het getuigenis Gods, daar hebt u het nu hè, dat is nu de mens ten voeten uit, we geloven mensen wel maar God niet. We houden allerlei mensen voor getrouw en waarachtig, maar God houden we voor leugenaar. Zo wandelen we in het voetspoor van Adam en van Eva. De duivel werd wel geloofd, maar God werd niet geloofd. O, wat verdient God het dat Hij geloofd wordt, geloofd wordt op Zijn woord. ‘Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden’. De waarheid van Zijn getuigenissen, van Zijn woord. Dat is waarachtig. ‘God waarachtig, zegt Paulus, en alle mens leugenachtig’. Maar God waarachtig, daar wil ik nu graag toch de nadruk op leggen. God waarachtig. Wat wordt dat weinig geloofd geliefden, dat het woord Gods waarachtig is, van Genesis 1 tot Openbaring 22. Daar spreekt de Heere: ‘Zo zegt de Heere’. Dat is het woord des Heeren dat bestaan zal tot in eeuwigheid. Waarachtig. God heeft bevel gegeven aan Zijn knechten in alle tijden, om dat woord te spreken en uit te schrijven. Het is door Zijn zorg en de werking van de Heilige Geest, niet alleen op schrift gesteld maar ook bewaard en tot ons gekomen. Volkomen waar en dat wij nu nog door God onderwezen worden. Uit Zijn eeuwige onwankelbare waarheid, waarvan David hier zegt: ‘Gij hebt de waarheid hogelijk geboden’. Draag toch het zegel van Gods waarachtigheid in alle tijden en in alle culturen. Het wordt overal ingedragen. Zo zegt de Heere. Dat is verkondigd in deze lage landen bij de zee. Maar ook in Japan en ook in Zuid Afrika en ook in Zuid Amerika. Maar ook op Nova Zembla of in Groenland, of in Alaska, of in Nieuw Zeeland, of in Australië, noem u maar op. De hele wereld door is dat getuigenis uitgedragen en het moet nog gebeuren ook. Waar het nog niet gebracht is ook. Daar moet het nog gebracht worden. Heere, Gij hebt het hogelijk geboden, en daardoor werkt Hij Zijn eeuwigheidswerk. Hij is dezelfde in alle tijden, Zijn werk is ook hetzelfde, dat is een wonder voor u geweest als u dat zo tegenkomt. Dat werk des Heeren, de waarachtigheid door Zijn woord en Geest in het Oude Testament. Duizenden jaren later in het Nieuwe Testament, voor de zondvloed of ten tijde van de omwandeling van de Heere Jezus. Of ten tijde van David, daar liggen honderden, soms duizenden jaren tussen. Een tijdperk van wel vierduizend jaar, totdat Christus geboren werd. En dat werk Gods, als het er op aankwam was het altijd eender. Altijd dezelfde, De Heere was Dezelfde, is Dezelfde en blijft Dezelfde. Hij is het Die Is, Die was, en Die komen zal. In het heden, het verleden en in de toekomst, en dat geldt ook van Christus, gisteren, heden en tot in der eeuwigheid.

En als u het dan ontmoet, dat werk Gods, onder Gods kinderen in de Psalmen bv., hoe oud zijn die al niet. Sommige zeker vierduizend jaar. Het werk Gods was toen niet  anders als het nu is. De mens was niet beter, de mens was niet anders en God was niet anders. Hij werkte toen en Hij werkt nu nog, om zondaren in hun duisternis en in hun benauwdheid, in hun strijd en aanvechting op te zoeken. In hun verlorenheid op te rapen, de weg van het Heil te openbaren, en hen roem te geven in God. En in Zijn spreken, in de waarachtigheid van Zijn Woord, in de waarheid van Zijn werk. O, wonder werk geliefden, als men mag leren God te vertrouwen, Zijn Woord te vertrouwen, Hem alleen. Zijn bevelen, ze zijn zuiver, ze zijn  rechtvaardig, ze zijn goed, daar is geen gebrek in. Maar ook in Zijn beloften, die Zijn ook waar, daar mankeert ook niets aan. Hij vervult ze ook. Wat Hij belooft, dat zal Hij doen. Hij is geen mensenkind dat Hij liegen zou, of dat Hij bedriegen zou, zo lezen we ook al in het woord des Heeren, dat heeft men dikwijls gedacht. Dikwijls? Ach, ons boze en hoogmoedige hart denkt altijd maar dat God liegt. En dat de duivel de waarheid spreekt. Ja werkelijk, de waarheid Gods die wordt zoveel niet geloofd. ‘Ik was door mijn verwaande geest, zegt Asaf, Bij u een onvernuftig beest, Hij had Gods waarheid niet geloofd, was mijn verstand van licht beroofd’. Dat was niet alleen bij Asaf hoor, wij kunnen weleens zeggen, het is niet waar hoor, wij kunnen weleens zeggen, de mensen buiten de kerk, de ongelovigen, die geloven niet in God, die geloven niet in zijn woord, niet in het oordeel, ze zullen toch geoordeeld worden. Ze zullen toch eenmaal ervaren dat er een God is, en ze zullen eenmaal de werkelijkheid van hun leven zien, eenmaal zal alle knie zich buigen. En als de Heere Jezus weerkomt, zal ieder Hem zien, ook die Hem doorstoken hebben, dat is waar. Het bestaan van God is dus niet afhankelijk van het geloof van mensen, al geloven ze niets van God. Dan is God er nog wel, al zeggen ze dood is dood, daarom is dood nog niet dood, daarom komt er wel een oordeel. Daarom zal elk mens voor God moeten verschijnen, ook die ongelovigen. U merkt wel, dat de waarheid van Gods getuigenis niet afhankelijk is van hun geloof. Maar geliefden, ook niet van ons geloof, en ik weet niet of u dat wat te zeggen heeft. De waarheid van Gods getuigenissen is niet afhankelijk van ons geloof. ‘Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden’. Dat is niet afhankelijk van ons geloof, of de getuigenissen Gods waar zijn van Zijn bevelen, of ten aanzien van Zijn beloften. Ook de beloften, o wat een wonder geliefden, die zijn waar, echt waar, onwankelbaar waar, waar tot in eeuwigheid. Ik heb pas in een preek gezegd:’Het zijn saffierstenen’, waarop de Heere Zijn Kerk grondvest. Zo’n saffiersteen mag dan weleens niet gezien worden, verdoezeld, verduisterd zijn, door het vuil van onze zonden, maar het blijft waar. Het blijft een saffiersteen. Zo is het nu met de waarheden Gods, zo is het met de beloften Gods, die Zijn waar, en als u er met uw geloof niet bij kunt, dan is het toch waar.  Als u het nu niet eigenen kunt, vanwege uw bestreden, vanwege uw wankelende geloof, vanwege vertwijfeling en aanvechting, dan is het toch nog waar. O, arme Remonstrantse leer die de waarheid van Gods getuigenis afhankelijk stelt van ons geloof. Nee, gelukkig niet, ik weet wel, dat het niet gaat zonder geloof. En troost zult er niet uit hebben zonder geloof, maar de Heere werkt het geloof altijd anders dan dat wij denken. Hij overtuigt ons van de waarheid van Zijn getuigenis, en dat is geloven. Dat is geloof, Hij overtuigt ons door de Heilige Geest, het gaat altijd andersom dan wij denken. Wij, die een grond van zekerheid in onszelf zoeken, wij die zo graag bouwen op iets wat van ons is, dan kunnen we onszelf tenminste prijzen. Dan kunnen we onszelf tenminste uitdragen, dan kunnen we onszelf prediken. Nee, nee zo werkt de Heere niet, zo bevestigt en versterkt Hij de Zijnen niet, het geloof is geen geloof in onszelf maar in God. Dat is geen vertrouwen op onszelf, maar dat is vertrouwen op God in Christus. En wat doet de Heilige Geest waar Hij geloof werkt?  Dan gaan we de eeuwige waarheid Gods geloven door overtuiging, we worden overtuigd. En onze ogen gaan er voor open, en onze harten worden door de Heilige Geest geopend voor dat eeuwige, waarachtige getuigenis des Heeren. En dat geldt in beginsel, voor de bevelen des Heeren, die worden waar voor ons, die gaan we beleven als waarachtig, en als rechtvaardig, maar dat geldt ook voor de beloften. O, de waarheid daarvan is niet afhankelijk van ons geloof, maar hoe heerlijk als we door de Heilige Geest die waarheden mogen zien. Ze mogen gaan schitteren voor het geloofsoog als de aller dierbaarste, als de aller kostelijkste waarheden die er zijn voor ons. Kunt u, durft u niet eigenen, als de Heilige Geest uw ogen opent, gaat er kracht van uit. Als God het woord zo in uw ziel legt, dan is het eigenen een vanzelfsheid. De Heere komt er in mee, Hij doet het kracht hebben, Hij geeft er troost en moed door. Als u die waarheden mag zien, dat er voor een ellendige, dat er voor een vijand, een goddeloze nog doen aan is bij Christus. Dat een hongerige en een dorstige naar de gerechtigheid, die zelf zijn honger en dorst niet verzadigen kan, door Hem voorzien kan worden van alle goed.

O, als de beloften Gods in een ziel waarin de bevelen Gods waarachtig geworden zijn, als de beloften Gods ook waarachtig blijken te zijn, waar blijken te zijn, Als we mogen zien door de verkondiging die hogelijk bevolen is. Als het een diepe afdruk legt in ons binnenste, al komt de hele hellemacht erop af, dan blijft het toch wel waar. Al gelooft niemand iets van ons, en geloven we het zelf ook niet:  Gods Woord is waar. We hebben een bedrieglijk en arglistig hart, we hebben een boos en verdorven bestaan, en de wortel van alle kwaad vinden we in onszelf, en daarom dachten we dat we nooit, nooit zalig konden worden. Iedereen kon zalig worden, maar wij niet. Zo boos, zo verdorven, zo’n tegenstander, zo’n vijand, zo’n dwaas, zo’n albederver, dat kan niet, dat kan nooit. Kan het nooit, o als God het laat zien, hoe Hij dengene die ver van Hem zijn roept, ‘Wendt u naar mij toe, wordt behouden alle gij einden der aarde’. Toch, kan het dan toch voor mij, als het oog geopend wordt voor het Borgwerk van Hem, die alles wilde doen voor een zondaar die niets voor God kan betekenen. Die niets kan doen, die niets kan verdienen. Hij alles, kan dat voor mij dan? Als de Heere het oog ervoor opent, en Zijn Woord  het in ons hart legt, dan is het waar. Dan worden we bemoedigd, dan wordt er een saffiersteen in onze ziel gelegd, waarop Hij Zijn Sion grondvest. O, wonderwerk des Heeren, waarin Zijn spreken waar is, waarin Zijn woorden waarheid worden in ons leven. En wij houvast krijgen en leren bouwen, niet op onszelf maar op de getrouwheid van Zijn getuigenissen, op de waarachtigheid van Zijn woord. Is het uw troost al geworden, is het uw houvast al geworden, dan leert u roemen zoals de dichter zingt: ‘Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar woord, ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord’. Amen.

Zingen: Psalm 119:69 en en Psalm 56:5

69 Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig, HEER;
Uw oordeel rust op d’ allerbeste wetten;
Uw loon, Uw straf beantwoordt aan Uw eer.
Gij eist van ons, dat w’ op Uw waarheid letten;
Dat wij altoos op hogen prijs Uw leer
En ’t heilig recht van Uw getuig’nis zetten.

5 Ik roem in God; ik prijs ’t onfeilbaar woord;
Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord;
’k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;
Wat sterv’ling zou mij schenden?
Ik heb beloofd, wanneer G’ in mijn ellenden
Mij bijstand boodt, en ’t onheil af zoudt wenden,
Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden,