EEN GEBED OM VAN DE OVERLAST VAN MENSEN VERLOST TE MOGEN WORDEN
Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden (Ps. 119:134).
Lezen: Psalm 56
Overlast van mensen, ik denk dat er niet veel mensen zijn, die niet weten wat dat is. Want wie heeft er vroeg of laat niet eens mee te maken met overlast, teveel last, zodat je er door verdrukt wordt. De Engelse vertaling gebruikt dat woord dan ook. Die spreekt over ‘verdrukking door mensen’. Overlast, benauwd te worden door mensen, wie gebeurt dat nooit? Sinds de mens na de zondeval een liefhebber geworden is van zichzelf en zichzelf dus het meest liefheeft, moet de naaste wel in de verdrukking komen. De liefde tot de naaste heeft dan de plaats niet meer die ze moet hebben en die ze heeft gehad. En vandaar: door eigenliefde, om zelf wat te zijn, vertrappen we allicht anderen. In ieder geval duwen en drukken we ze weg, terzijde of naar beneden. Zo doen mensen elkaar vreselijk veel leed aan. De sterksten trachten te overwinnen in die strijd en de zwaksten worden verdrukt. Die worden terzijde geschoven, worden vertrapt. Dat gebeurt in heel de maatschappij. Het is wel triest als socialisten ons daar alleen maar op zouden wijzen en als we zulke dingen alleen maar horen van degenen die Gods Woord niet kennen en niet achten. Want juist als we de wil van God kennen over het leven van de mens op aarde, moeten we toch weten dat iedereen zijn naaste moet liefhebben als zichzelf, wie we ook zijn en in welke positie we ook zijn. Dat is geen pleidooi tegen alle ordening van het maatschappelijk leven, zoals de wereld dat in onze tijd drijft, geen pleidooi om het gezag maar weg te denken en alle structuur uit het maatschappelijk leven maar weg te nemen. Nee, er moet wel orde en gezag zijn. Er mogen best positieverschillen zijn. Die moeten er ook wel zijn, wil er sprake zijn van orde en gezag. Maar daar gaat het niet over. Het gaat om de wijze waarop mensen zich tegenover elkaar gedragen als ze naast elkaar staan, elkaars naaste zijn. En al is er dan een zekere orde, al zijn er gezagsverhoudingen, dan moet de drijfveer van de meerdere tot de mindere nog zijn een drijfveer van liefde. Nee, niet van eigenliefde, niet van de zelfzucht, maar van liefde tot de ander. Dan behoort een werkgever uit liefde het goede voor zijn werknemer te zoeken, maar andersom ook: een werknemer voor de werkgever. In een tijd waarin iedereen op zijn rechten wil gaan staan, wordt vaak niet meer begrepen wat onze plichten zijn. Verstaan we niet meer hoe we het goede voor een ander moeten zoeken. Mensen verdrukken elkaar, benauwen elkaar, zoeken het leven van elkaar zuur te maken. Wat is er in het maatschappelijk leven veel benauwdheid, veel onrecht. Wat een trieste en droevige werkomstandigheden zijn er altijd al geweest. Ja, slavernij was er vroeger, uitbuiting van lichaamskrachten van anderen. Maar het kan ook in geestelijke zin. In onze tijd zijn de rollen vaak omgedraaid. Dan zijn de ergste slaven, degenen die de leiding moeten geven. Die moeten in alles precies doen, wat de ondergeschikten eisen, afdwingen, afpersen met geweld. Is dat ook geen verdrukking? De wereld is vol verdrukking. Verdrukt de één de ander niet, dan zal de ander de één wel verdrukken. En daarom is er is bijna geen mens die eraan ontkomt. Het maatschappelijk leven is vol van verdrukking door eigenliefde, door de doorwerking van de zonde in ieder mensenhart. Wat vertrapt men elkaar!
Maar dit gebeurt niet alleen in het maatschappelijk leven, maar ook wel in het familieleven en in verhoudingen onder mensen, die elkaar toch inzonderheid lief zouden moeten hebben. Waar een bloedband is, is ook veel egoïsme. O, die zelfzucht, o dat boven een ander willen staan. O, die eigen eer en dan een ander maar vertrappen om zelf wat te zijn. Zo gaat het vaak. Dat is de oorzaak van zoveel kwaadsprekerij, van zoveel laster, van zoveel kwellen en kwetsen van elkaar! Het is allemaal eigenliefde, zelfzucht, het meer willen zijn dan een ander. En dan moet die ander maar verdrukt worden. Het gebeurt ook wel in het kerkelijk leven dat men elkaar verdrukt. Want denk erom dat het boze hart van een mens ook daar verhoudingen kan verzieken en dat het daar ook voorkomt dat de een boven de ander wil staan. Mensen vechten als het ware om maar iets te zijn. De Heere Jezus heeft niet voor niets gezegd: ‘Alzo behoort het onder u niet te zijn’. Dat zei Hij tegen Zijn discipelen. Van hen wilden er ook de eersten zijn. Waarom zei hij dat? Dat zei Hij, omdat die kwade neiging ook in hun harten leefde. Eigenlijk moeten we bevreesd zijn voor mensen die denken: ik ben er vrij van, ik verdruk niemand. Wie dat denkt, kent zichzelf niet. Als u denkt dat u die neiging niet hebt, hebt u nog nooit bij uzelf naar binnen gekeken. Het is een boze neiging van ieder mensenhart. Het komt voor tot in de intiemste relaties, ook in het gezinsleven. Dan kan een man zijn vrouw verdrukken, zodat ze geen levensruimte krijgt. Dan geeft hij ze geen plaats om zichzelf te zijn. Dan moet ze een verlengstuk van hem zijn. Het kan andersom trouwens ook. De man moet dan een verlengstuk van zijn vrouw zijn. De vrouw kan ook haar wil door een sterk karakter aan haar man opleggen en hem geen ruimte gunnen naast zich. Hij mag alleen maar haar wil uitvoeren. Elkaar verdrukken, elkaar benauwen, elkaar de levensruimte ontnemen. Er zijn dus ook echtparen waar dit plaats vindt en dat behoorde zo niet te zijn. Men hoort elkaar te zien, te waarderen en te respecteren en elkaar de ruimte te geven die God wil, dat we elkaar zullen geven. Dat is geen ruimte om te zondigen, dus om alles goed te vinden van de ander. Maar het is wel een ruimte waarin we de ander niet op onheuse wijze verdrukken, om zelf maar meer te zijn en om zelf de boventoon te voeren. Dat gebeurt dus tot in de gezinnen toe, ook in de verhouding van ouders en kinderen. Zeker, een kind moet zich onder de ouders schikken, en ouders hebben zeggenschap, gezag over hun kinderen. Maar dat kan ook op een verkeerde manier. Het kan ook door verdrukking, zodat de wil van het kind er niet eens mag zijn. Dan wordt de wil van het kind doodgedrukt; dat is wat ander dan opvoeden. Dan zien we niet dat onze kinderen ook mensen zijn. De Heere geeft ze een eigen leven. We mogen de wil van kinderen wel beïnvloeden, opvoeden , want van nature is ze verkeerd. We mogen ze wel eens tegen komen en buigen, maar niet doden.
Verdrukking kan men overal vinden in deze wereld. Een mens is geneigd om verdrukker te zijn. Men verdrukt of wordt verdrukt. En mensen die anderen verdrukken, worden op hun beurt soms door anderen op een andere plaats zelf verdrukt. Soms reageren ze zich af, als ze in hun maatschappelijke positie zelf verdrukt worden. Dan gaan ze in hun gezin anderen verdrukken. De wereld is vol verdrukking. Daarom moet iedereen het woord van onze tekst wel kunnen begrijpen. ’Verlos mij van des mensen overlast.’ Toch zijn er maar heel weinig mensen die dat zo ervaren en bij wie dit gebed zo in het hart ligt: ’Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden’. Het verband is de begeerte van David is om Gods bevelen te onderhouden. Daarvoor wenst hij van de verdrukking verlost te worden. Hij vindt de verdrukking zo erg omdat hij geen vrijheid krijgt om God naar Zijn bevelen te eren. Dat is zijn smart. U merkt wel dat dit een heel andere smart is dan de smart, die de meeste mensen hebben in de verdrukking. Zeker, verdrukking beknot ons in onze mogelijkheden en vrijheden. We willen graag vrijheid en niet verdrukt worden. Daarom heeft men het juk van het nazidom gehaat. We waren verblijd toen we bevrijd werden. Wie wil er nu graag verdrukt worden! Maar wat vinden we nu het ergste van verdrukking? Dat we geen vrijheid krijgen om te zondigen? Dat we geen vrijheid hebben om onze eigen wil uit te leven? Dan haat je verdrukking, omdat je de vrijheid wilt hebben je uit te leven en te doen waar je zin in hebt, losbandig en dan Godonterend. Is dat soms je begeerte en haat je daarom alle overlast van mensen? Ik denk dat u dan wel last hebt van Gods kinderen en van Gods knechten. Misschien bidt u dan wel om verlost te worden van die mensen die u telkens op uw zonden wijzen en u voorhouden wat gerechtigheid en de wil van is.
David heeft het zo niet gebeden. Integendeel; verdrukking was alles wat hem belemmerde om Gods wil te doen. En de begeerte die hem dit gebed deed bidden was: ‘O, Heere geeft U mij de vrijheid om U naar Uw bevelen te dienen, om Uw bevelen te onderhouden. En dan mogen we wel zeggen dat Gods kinderen daarin meestal niet de minste maar de meeste verdrukking hebben. Ze worden veel erger en meer verdrukt dan andere mensen. Verdrukking is wel algemeen op deze wereld, maar ze is toch vooral gericht op hen, die de Heere willen dienen. Dat is altijd zo geweest; zij hebben het altijd moeilijk gehad. Hoe komt dat toch? Ja, de duivel zou de duivel niet zijn, als hij er niet achter zat. Als hij niet probeerde om het Gods kinderen zo moeilijk mogelijk te maken om de Heere te dienen in hun omstandigheden. En hij heeft zijn handlangers. De duivel zou zo machtig niet zijn als hij niet zoveel dienaars had. Hij heeft overal zijn handlangers, die hem wel helpen Gods kinderen te benauwen. Juist als zij de Heere willen vrezen en willen dienen. O, Gods kinderen zijn als schapen temidden van de wolven. Ik meen dat Calvijn ergens zegt: ’ze zijn als schapen in de muilen van de wolven.’ En dat is de verdrukking; ze voelen als het ware de hete adem van de vijand die hen wil verslinden, ja de scherpte van de tanden die hen willen verscheuren.
Verdrukking, gruwelijke verdrukking, wat kan het hoog oplopen. Die verdrukking is het hevigste, als iemand de Heere gaat vrezen. Dat begint al als iemand onrustig wordt in zijn leven. Als iemand wakker geschud wordt uit zijn doodslaap en gaat voelen wat zonde is en hij God gaat zoeken. Dan begint de verdrukker al en dan heeft hij zijn handlangers wel, om het een mens maar moeilijk te maken, benauwd, van buiten en van binnen. Nu gaat het hier over de verdrukking door mensen, ’s mensen overlast. Nou daarbij heeft de duivel ook zo zijn handlangers wel, overal. Bent u soms één van degenen die Gods kinderen benauwen? Laat u zich door de duivel gebruiken om Gods kinderen verdrukking te bezorgen? Wees er maar bevreesd voor! Dan is het maar beter om bij de verdrukten te behoren, die mogen bidden: ‘Dat elk verdrukt’ Uw bijstand eens erlang.’ Het is beter om verdrukt te worden, dan bij de verdrukkers te horen. De Heere Jezus heeft voorzegd: In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen’. O, ik hoop dat dit gebed in uw hart mag liggen, zoals David het bad: ’ Verlos mij van des mensen overlast’.
Waarom is het voor Gods kinderen zo erg als ze verdrukt worden? Ze leren toch ook roemen in de verdrukking? Die werkt toch lijdzaamheid en bevinding en hoop, waar de liefde Gods in het hart is uitgestort? Zoals Paulus zegt. Zou je je dan niet moeten schikken in de verdrukking? Het is zeker waar dat er een tijd kan zijn en dat er een omstandigheden zijn dat het God behaagt de Zijnen in verdrukking te laten. In zeker opzicht is het altijd al zo in dit leven. In een algemene zin is er bij Godsvreze altijd verdrukking van tegenstanders. Maar er kunnen ook bijzondere verdrukkers zijn. Bijzondere verdrukkingen zijn er in het leven van Gods kinderen als men hen de vrijheid ontneemt om God naar Zijn Woord te dienen. In tijden van vervolgingen is dit altijd zo geweest. We gaan weer zo’n tijd tegemoet, en het staat al dicht voor de deur. Verdrukking van overheidswege, als men zijn mening niet vrij mag belijden Als we zonde geen zonde meer mogen noemen. Die vrijheid wil men ons zo spoedig mogelijk ontnemen.
Dan is het spreken over zonden discriminatie. Je moet dan iedereen de vrijheid gunnen om zich uit te leven als beesten, of zelfs nog erger. Want de beesten handelen vaak zo nog niet. Denk aan de abortuspraktijken! De overheid wil de rol van verdrukker op zich nemen. Zelfs degenen die zich liberaal noemen, lopen voorop in de verdrukking. Ze komt bijzonder over degenen die Gods wil in de praktijk van hun leven willen uitdragen en die daarnaar willen handelen. Die verdrukking kan zulke vormen aannemen dat men de vrijheid niet meer krijgt om God naar Zijn Woord te dienen. En dat is benauwd voor wie de Heere vreest. Gods kinderen bidden dan: ’Heere, ik wil toch doen wat U van me vraagt.’ Dan moet ik God meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Dan ga je wel bidden: ’ Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden’. Verlos mij van de overlast van de mensen, die ons aan banden leggen om U te dienen. O, laten we dan maar bidden of de Heere ons vrijmoedigheid en ook die vrijheid weer wil geven. En daarbij, als de verdrukking erg benauwend is, ook in onze naaste omgeving, dan kan het wel zijn dat iemand tot zonde verleid wordt. Het gebeurt niet zelden, dat, als Gods kinderen verdrukt worden – de duivel lacht erom – ze tot zonden verleid worden. David werd hevig verdrukt door Saul, en o wat was de verleiding groot om als hij Saul overviel in de eenzaamheid, slapend soms, om dan zijn zwaard maar te nemen om hem te doden. De verdrukking zou hem bijna tot zonde bewegen. Eén keer heeft David het bijna gedaan, bij Nabal. Hij had zijn zwaard al getrokken en maakte zich met zijn mannen gereed om Nabal en zijn huis uit te roeien. Er zou niemand blijven leven. Ach, hij werd gejaagd als een veldhoen op de bergen, David was zo verdrukt, en nu dreigde hij zelf zijn verdrukker te doden en het recht in eigen hand te nemen. Dat was tegen de wil van God in. Hij is er gelukkig voor bewaard, middellijk door Abigaïl, en het is gelukkig niet doorgegaan. Maar u merkt wel dat verdrukking makkelijk tot zonden leidt. Asaf zei dat de goddelozen zo met andere mensen niet worden geplaagd; hij wel. Hij werd ook onderdrukt. Maar hij is al gaan zondigen met zijn tong omdat hij het met God niet meer eens was, totdat hij in het heiligdom werd geleid. De verdrukking zou hem tot zonde brengen. En Petrus in de zaal van de Hogepriester, om nog een voorbeeld te noemen. Petrus, als zijn leven gevaar loopt en er verdrukking voor hem aanstaande is, verloochent hij zijn Meester. Daar heeft de verdrukking hem toe verleid. Zonde verleidt vaak tot erger zonde; dat is nog zo. Verdrukking verleidt Gods kinderen dikwijls tot zonde. Denk erom als u in een vijandige omgeving bent. Als mensen je uitlachen, bespotten en honen om je geloof. Als ze gaan schimpen en we worden weggedrukt. Als we dreigen te worden belasterd, gaan we misschien maar zwijgen. Maar dan zondigen we ook met onze tong, omdat we zwijgen waar we moesten spreken. Zoals we omgekeerd vaak spreken als we moeten zwijgen. Verdrukking brengt gauw tot zonden.
Sommigen gaan kwaad met kwaad vergelden. Als iemand kwaad van hen gaat vertellen, gaan ze wraak nemen. Ze zullen over die persoon ook eens een boekje opendoen. En zo worden we verleid om ook te zondigen, kwaad met kwaad te vergelden. De verdrukking verleidt vaak tot zonde, opstand, niet alleen tegen de verdrukkers, maar ook tegen God. Waarom leidt Hij nu onze weg zo? Dan zijn we het met de Heere niet meer eens. We nemen een vluchthouding aan, ontvluchten de plaatsen waar we verdrukking en benauwdheid ondervinden, zonder te vragen of het naar Gods wil is, dat we op die plaatsen nooit meer komen en onze mond er nooit meer opendoen. Het kan wel zijn dat God ons juist daar plaatst opdat we Zijn getuigen zouden zijn. Verdrukking dreigt tot zonde te brengen. Dat is ook de vrees van David. We moeten vragen: ‘Heere, laat me dan maar hier, maar geef dat ik tegen U niet zondig. Neem de verdrukking van mij weg, verlos mij van des mensen overlast en ik zal Uw bevelen onderhouden’. Dat gebed is de Heere aangenaam Anders stond het hier niet. En hoe de Heere het verhoort, daar is Hij vrij in. In zeker opzicht blijft dat zo voor iedere verdrukking, maar er kunnen bijzondere verdrukkingen zijn, die de Heere wegneemt. Hebt u bijvoorbeeld werkomstandigheden die een dagelijkse verdrukking voor u zijn, een kwelling voor uw ziel, temidden van de vloekers en de spotters? Het kan zijn dat er dan een weg gebaand wordt door solliciteren en om een andere betrekking te krijgen waarin het niet zo is. En waar de Heere u een plaats geeft, als die weg gebaand wordt, dan wordt uw gebed verhoord. ’ Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden’.
Maar vergeet nu het laatste niet: ‘en ik zal Uw bevelen onderhouden´. Want ach, verdrukking wil iedereen wel kwijt, maar dat laatste wil niet iedereen. Er zijn veel mensen die willen vrijheid. Alle verdrukking weg, maar dan een vrijheid om te zondigen. Een natuurlijk mens wil vrijheid om zijn eigen wil te doen, om zich uit te kunnen leven en de zonden vrij te kunnen bedrijven. Maar waar Godsvreze is, is deze begeerte. Dan willen we de verdrukking weg hebben, om de Heere naar Zijn bevelen te eren. Om Zijn bevelen te onderhouden en in kleine en grote dingen Zijn wil te zoeken. Het is een wonder als de Heere verdrukking wegneemt en vrijheid geeft om Hem naar Zijn bevelen te dienen. Het is een wonder als u zo’n plaats nog krijgt op deze verdorven wereld. Als de Heere uw weg zo bestuurt en u de lust ook krijgt om Zijn bevelen te onderhouden. Dan moeten we onszelf nog wel eens aanklagen, als we de gelegenheden om Gods wil te doen, laten liggen! Kom, zie eens op wat God deed, om uw weg zo te banen, te effenen, verdrukking zo weg te nemen, opdat u Hem naar Zijn bevelen zou eren. Opdat u Zijn bevelen zou onderhouden. Wat een wonder, als God u dat wil geven, onverdiend!
Maar verdrukten, zie eens op Christus, Die in de hevigste verdrukking wilde komen om eeuwige vrijheid te verwerven voor hen die eeuwige verdrukking hebben verdiend. We hebben voor eeuwig de Godsverlating verdiend, dus ook alle haat, nijd en vijandschap op deze wereld; maar ook voor eeuwig omdat we tegen God gezondigd hebben. O, wat is het dan groot als er nog enige vrijheid hier in dit leven gegeven wordt om de Heere te dienen. Als de Heere ons iets geeft, om in Zijn bevelen te wandelen en ons te verlustigen. De begeerte van allen die Hem leerden kennen en lief kregen zal zijn, Heere: ’Mag ik eeuwig Uw bevelen onderhouden?’
Psalm 119:67 en Psalm 56:1:
67 Maak in Uw woord mijn gang en treden vast,
Opdat ik mij niet van Uw paân moog’ keren;
En wordt mijn vlees door ’t kwade licht verrast,
Ai, laat het mij toch nimmer overheren.
Verlos mij, HEER, van ’s mensen overlast,
Dan zal ik U, naar Uw bevelen, eren.
1 Genâ, o God, bescherm mij door Uw hand;
Zie, hoe ik ben omringd aan allen kant;
Zie, hoe de mens zijn boze netten spant,
Om mij daarin te jagen.
Den gansen dag is ’t oog op mij geslagen;
Zijn list legt mij op al mijn wegen lagen;
Zijn macht vergroot mijn ongeluk en plagen;
Ontroert mijn ingewand.