Psalm 119 vers 129

HET BEWAREN VAN WONDERE GETUIGENISSEN

Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel (Ps. 119:129).

Lezen: Psalm 119:129-136.

Gebeuren er nog wonderen? Daar zijn veel mensen die zo’n vraag zonder meer negatief beantwoorden. Wonderen, dat was iets van vroeger. Vroeger gebeurden er wonderen. De Heere Jezus deed in Zijn omwandeling op aarde wonderen. Uit een ver en grijs verleden weten wij nog iets van wondere verhalen, maar veel mensen in onze tijd, die denken bij dat woord ‘wonderlijk’ al meteen aan ongeloofwaardig. Ze hebben de neiging om te zeggen: ‘Wonderen gebeuren er niet en het is de vraag of ze ooit gebeurd zijn.’ Veel mensen denken dat er niet meer kan gebeuren, dan wat zij begrijpen. Alleen wat zij kunnen beredeneren of kunnen doorzien, dat gebeurt en verder niets. O, arme dwaze hoogmoedige mens, die zo leeft, en die nooit meer ervaren heeft! De Heere geve dat wij meer mogen ervaren, wonderen mogen ervaren. Want Hij wiens Naam ‘Wonderlijk’ is, leeft nog, en Hij doet nog wonderen, wonderen aan de doden!

Wonderen doet de Heere. Waardoor? Door Zijn Woord. Vandaar dat David tot dit getuigenis kwam, tot het spreken wat in onze tekst staat: ‘Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel’. Uw getuigenissen; hij heeft het over het Woord van God, over het spreken des Heeren. Hij heeft het over de geopenbaarde waarheid, zoals ze in het Woord Gods staat opgetekend. Het gaat over het geheel van de Godsopenbaring; die is wonderbaar. Is Gods woord dat ook voor u?
Wonderbaar, wat betekent dat? Iets wat wonderbaar is, gaat eigenlijk mijn verwachting, ja, mijn denken te boven. Het bevat verborgenheden, die ik niet begrijp. Het gaat tegen alle verwachting in, of boven alle verwachting uit. Er gebeurde iets, wat ik niet had kunnen bedenken. Zo kan de Heere ook geheimen onthullen, die in ons verstand niet opgekomen zouden zijn. Hij kan erdoor tot stand brengen, wat geen mens tot stand kan brengen. Wonderbaar! ‘Uw getuigenissen zijn wonderbaar’. Waarin zijn ze wonderbaar? Waarin is het Woord Gods zo wonderbaar? Laten we eens proberen enkele dingen te overdenken.

Wonderbaar is het Woord Gods, in Zijn oorsprong. Het feit dat wij Zijn Woord, de Bijbel, mogen hebben, en dat God het zo bestuurd heeft, dat voor de tijd waarin dat Woord opgetekend was, degenen die de Heere vreesden door Hemzelf geleid werden. Om daarna op te tekenen wat Hij hun openbaarde en hoe Hij hen heeft geleid, zodat ze verslag mochten geven van het werk des Heeren, op een wijze dat het later nog dienstbaar zou zijn en nog zou doorwerken om dezelfde wonderen te werken. De Bijbel geeft ons getuigenis van wat geschied is in duizenden jaren. En merk eens op hoe het werk Gods in de dagen van Abraham niet verschilde van het werk Gods in de dagen van Paulus. Beiden moesten door het geloof leren leven, en beiden ervoeren dat er een God in de hemel is, De hun weg wilde besturen. Hij vatte hen bij hand en hart, om ze af te brengen van alle eigen werk, en ze te leren steunen op het werk van een Ander, Die voor Abraham nog komen moest. Maar hij mocht Hem van verre al zien. Hij heeft Zijn dag al gezien, eer die voor Paulus gekomen was. En Paulus mocht erop terug zien. Daar ligt natuurlijk onderscheid, in die duizenden jaren heilsgeschiedenis. Maar hoe wonderbaar was Gods werk in al die tijd. En nu noemen we maar twee mensen, maar er zijn er honderden te noemen; de Schrift spreekt over hen.

Er zijn al die eeuwen door mensen geweest die hetzelfde werk Gods ervaren hebben, namelijk hoe de mens ontdekt wordt aan zijn verlorenheid, maar ook gebracht wordt tot behoud. O, hoe wonderbaar is het niet, dat dit alles opgetekend werd voor ons, opdat wij het zouden horen, zouden lezen. Maar ook opdat we het nog zouden ervaren. Het zijn Gods getuigenissen, getuigenissen van wonderen, waardoor de Heere ook nu nog wonderen doet. ‘Uw getuigenissen zijn wonderbaar.’
Het werk Gods is in alle tijden eender. Het is eenvoudig, het werkt aan op ontdekking, opdat de mens zijn staat voor God zou leren kennen en zou weten wie hij is tegenover de Almachtige. Maar opdat de mens ook zou weten, Wie de Almachtige wil zijn voor hem. En als we dan zien hoe de Heere eenvoudige waarheden ontdekt en heeft doen optekenen, waarheden die een diepgang hebben, een wijsheid hebben, die de geleerdste van deze wereld niet zouden kunnen bedenken! Zeker niet! Nee de natuurlijke mens begrijpt niet, de dingen die des Geestes Gods zijn, en ze zijn hem dwaasheid. En de Heere Jezus kon zeggen: Ik dank U Vader, dat Gij dit voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt het de kinderkens geopenbaard. Ja Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U’.

Zo eenvoudig zijn de waarheden van God, dat de eenvoudigste onder de mensen ze mogen leren en ervaren, terwijl de geleerdsten er soms niets van begrijpen. Men kan een professor ontmoeten, een man met veel titels, een man met een hoge eruditie en een hoge stand in dit leven, tegen wie iedereen opziet; hij mag adviseur zijn van regeringen, of van vorsten. En toch kan het zijn dat zo’n man niets begrijpt van het werk Gods in een arbeider. Hij begrijpt er niets van dat er hier en daar in deze wereld eenvoudigen zijn die God vrezen en die toekomst hebben. De eenvoud van het werk Gods gaat het verstand te boven, ook het helderste verstand hier op deze aarde. Voor de wijzen en verstandigen is het verborgen. Het dwaze der wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen. O, de getuigenissen des Heeren zijn wonderbaar in hun eenvoud. De hoogmoedigen minachten het; het is voor hen misschien wel te eenvoudig, maar ze doorgronden de diepgang ervan niet. En ze ervaren de kracht ervan niet. Hebben wij het wel ervaren? Dat eenvoudige werk des Heeren, dat krachtdadige werk door Zijn woord en getuigenissen? O, waar Hij dat Woord geeft, en waar het tot ons komt, tot ons dwaze zondaren, daar is het om ons te leren dat we niet verloren gaan, maar verloren liggen. Het is om ons te leren dat onze weg een weg des doods is, en om ons daaraan te ontdekken. Maar het is ook om ons daar vanaf te manen. Het wordt aan zondaren gegeven die het verderf hebben verdiend en die de zaligheid buiten zichzelf gaan zoeken. De Heere ontdekt een mens aan zijn zondige natuur. Hoogmoedigen verzetten zich. Die werpen het van zich; ze keren zich er vanaf. Maar er zijn er ook die worden onder die ontdekking verbroken. Die worden onder die ontdekking gebracht, waar geen mens hen brengen kan. Zo’n hoogmoedig hart laat zich door anderen niet buigen, laat staan breken. Wij gaan onze eigen weg wel naar het einde toe. Wij weten elkaar niet te bekeren, maar God doet het wel, door Zijn getuigenissen. Als Hij Zijn Woord gebruikt en het doet kracht in een zondaarshart, wie zal het dan tegenhouden? Als we overtuigd worden van de waarheid van ons bestaan, de waarheid van God, en we gaan zien, wie we tegenover God zijn? Dan kan niemand die ogen meer dicht krijgen, die God geopend heeft. En dan kan niemand die waarheid uit onze gedachten krijgen, die God in onze consciëntie brandt. Dan is het de waarheid, een krachtdadige waarheid, die geen mensen kunnen verzinnen. Dan zou het Gods waarheid niet zijn. Maar waar geen wijsheid – laten we het zo dan noemen – van mensen bij machte is om andere mensen te veranderen, om andere mensen te vernieuwen, kan Gods wijsheid en waarheid het wel.

Wonderbaar is het getuigenis des Heeren, ook in Zijn uitwerking. Dan krijgt een dwaas onderwijs. Dan wordt een ellendige uitgeholpen uit zijn verlorenheid, uit zijn wanhoop. Dan wordt een zondaar opgeheven uit zijn verlorenheid. Dan wordt een treurige, die wankelt ten dode, vertroost. Wat kan dat Woord veel doen, in al zijn onderscheiden werkingen. In het beginnende werk om een zondaar te roepen uit de dood tot het leven. Overtuigingen te geven, die niet alleen het verstand, maar ook het hart raken en het leven vernieuwen, maar ook in de verdere leidingen. Welk woord doet zo’n kracht, als het Woord des Heeren! Wat is Gods Woord machtig door de werking van Gods Geest! Die is onweerstaanbaar. Als de Heilige Geest werkt in een zondaarsleven, kan niemand die werking tegenhouden, noch in de ontdekking, vernedering en verbreking, noch in het uithelpen, in het opheffen en in het vertroosten. Dit houdt ook niemand tegen. En o, wat een wonderwerk! Degenen die het niet kennen, begrijpen het ook niet. Die begrijpen niet dat een enkel woord van God zoveel kan doen. Dat een enkel woord des Heeren, een onverbreekbaar hoogmoedig mensenkind zo kan treffen, kan vernederen, wat niemand kon. O, dat een enkel woord van God, één die wanhoopte, die haast naar de strop dreigde te grijpen, die dacht om te komen in zijn ellende, een enkel woord des Heeren zo kan oprichten, de banden kan verbreken en in vrijheid kan stellen en moed geven om verder te leven. Is dat dan geen wonder woord? Wat is daartoe in staat?. ‘Uw getuigenissen zijn wonderbaar’.

Hebt u het weleens ervaren? Dat een woord van God, een tekst uit de Bijbel, misschien wel een heel bekende tekst, door u als kind al uit het hoofd geleerd, honderden keren nadien gehoord en gelezen, maar dat zo’n eenvoudig woord van God opeens zo’n kracht deed? Zodat de waarheid ervan niet alleen in uw gedachten zat, maar in uw hart zonk? En dit uw ziel trof, ja, uw binnenste blootlegde, wat u voor iedereen had willen verbergen? Een eenvoudig woord van de Heere! Als een pijl van God doorgaat, zoals de Apostel Paulus zegt, dan is dat Woord levend en krachtig; dan is het scherpsnijdender dan een tweesnijdend scherp zwaard, dan gaat het door tot verdeling van ziel en geest, van merg, en samenvoegselen, en is het als een oordeler van de gedachten, en van de overleggingen van het hart. O, die machtige werking van het Woord van God, van een enkele tekst! Wat u in de kerk hoort, of thuis leest, of misschien aan tafel bij het Bijbel lezen of in de eenzaamheid gehoord hebt als een woord van God. De Heere spreekt dan! Dan gaan we roemen in God en prijzen we het onfeilbaar Woord, en zeggen: ‘Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord’.

Hebt u ooit zo het Woord des Heeren ervaren, in zijn uitwerking, zodat het uw leven ging vernieuwen? Kent u het werk van de Heilige Geest door Gods getuigenissen? Dan gaan we wel zeggen: ‘Uw getuigenissen zijn wonderbaar’. Wat een eerbied komt er dan voor die getuigenissen, eerbied en hoogachting. De hoogmoedige mens stelt zich altijd maar boven het Woord. Die leest het Woord, maar het Woord leest hem niet. Hij zit er niet onder. Wie naar de kerk gaan en zich Christen noemen, lezen vaak het Woord niet goed en horen het niet. Het is toch zo’n verschil, of wij het Woord lezen, of dat het Woord ons leest. Of we er boven staan, hoogmoedig en betweterig, en proberen het Woord dienstbaar te maken aan onze gedachten. Staan wij er boven? Gebruiken wij het? Of gebruikt de Heere Zijn Woord om ons te leren? Als God ons gaat lezen door dat woord, ons binnenste gaat openleggen, ons gaat gezeggen en wij ons mogen laten gezeggen. Dan laten we ons gezeggen door het spreken des Heeren. Dan is het werkelijk God, Die spreekt en hoeft niemand te vragen: ‘Was het nu van de Heere, of was het van de duivel?’ O, als God zelf Zijn Woord gebruikt om ons te vernederen, en Zichzelf te verheerlijken, dan doet de duivel dat niet hoor! Die wil een mens niet verbreken en verootmoedigen en aan de voeten van de Heere brengen. Dat doet de duivel niet. Nee, die wil een mens van God wegjagen; die wil een mens niet alleen op de vlucht zien, maar ook op de vlucht houden. Met de rug naar God toe laat hij ons voorthollen naar ons verderf. En dan wil hij ons ook nog wel opjagen, ook met het verdraaien van Bijbelteksten, als we maar van God weggaan. Als we maar doorgaan naar onze ondergang, of naar de wanhoop. Daar wil de duivel
wel Bijbelse woorden voor verdraaien. Maar hij is de vader der leugen! Luister toch niet naar zijn ophitsende taal en naar zijn misbruik van teksten. Dat heeft hij bij de Heere Jezus ook geprobeerd. Die kon hem weerleggen met een ‘Daar staat geschreven in het woord des Heeren’. ‘Des Heeren Woord is rein in al Zijn spreken’, zo zegt een dichter, ‘is zuiver als het allerreinst metaal, Nooit is het schuim van ‘t zilver zo geweken, schoon in de kroes gelouterd, zevenmaal’. Het Woord Gods dat is de waarheid, en die kan kracht doen in een mensenhart, zo dat we gaan luisteren: ‘Merk op mij ziel wat antwoord God u geeft, Hij spreekt gewis tot elk, die voor Hem leeft.’ ‘Uw getuigenissen zijn wonderbaar’, en wie ze zo gehoord heeft, die gaat ze bewaren.

De eerbied die er dan is, leert ook met dat Woord omzichtig om te gaan. David spreekt in de tekst ook over ‘bewaren’. Hij bewaart het als een kostbaar goed. Dat bewaren is dan niet zomaar een bewaren in de gedachte, maar het is een bewaren in het hart. Is Gods Woord in ons hart gezonken, dan zal het ook in ons hart bewaart worden, omdat het zo’n uitwerking gaf, zo’n diepe indruk gemaakt heeft. Dat is niet zomaar een oppervlakkige indruk geweest die wat bespiegeling verwekte, wat beschouwing, zoals sommigen alleen maar met het Woord omgaan. Maar het is een krachtdadige werking die het leven beïnvloedt; dat vergeten we niet. Nee, het wordt bewaard in de herinnering van het hart. In ons hart is ook een herinnering; daar is ook een geheugen. Een geheugen van het werk Gods en van de bevinding van Zijn waarheid. En die de waarheid zo ervaren heeft in zijn wonderlijke werking, die zal Gods waarheid ook bewaren in zijn ziel. Wonderen, gebeuren er zo nog, wonderen, bij hen die de krachtdadige werking van het woord kennen, ja, grote wonderen! Een kwaal die geen arts kon ontdekken in mijn lichaam, die me beroerde, veel dieper dan dat ze alleen mijn lichaam raakte; ze raakte mijn ziel. Mijn zondenkwaal werd blootgelegd door het woord van God. Mogen artsen kundig zijn en hulpmiddelen hebben voor het onderzoek naar allerlei kwalen, de Heere kan veel wonderlijker werken. Hij legt de wortel van alle kwalen bloot: de zonde. Dat is al een wonder op zich. En Wie kan die kwaal genezen? Dat is een volgend wonder! Wat is het een wonder als ernstige lichaamskwalen genezen worden. Maar veel groter nog is het wonder als zielenkwalen genezen worden! Als de dodelijke kwaal van de zonde blootgelegd is en genezen wordt. Dat kan de Heere. Dat kan de Heere Jezus Christus. Dat kan Hij Wiens Naam daarom is ‘Medicijnmeester’. ; Ik ben de Heere, uw Heelmeester’, zo heeft Hij in het Oude Testament al gezegd. En in het Nieuwe Testament sprak Hij: ‘Die gezond zijn hebben de Medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn’. Maar Hij wilde komen om dit werk te doen. In Zijn tekenen openbaarde Hij het, beduidde Hij het. In de tekenen die Hij deed aan de lichamen van mensen gaf Hij een teken van de macht die Hij had. Het waren wonderen die Hij deed, als Hij een dodelijk ziek lichaam, van een melaatse, of van een kreupele, of van een blinde, of van een dove genas. Het was een wonder als Hij een dode opwekte. Wat een wonderen! Maar toch waren het ook tekenen. Ze beduidden iets. Ze beduidden de allergrootste wonderen, die er gebeuren, namelijk dat een dodelijk zieke ziel, die dood ligt door zijn zonden, opgewekt wordt tot het eeuwige leven, door Gods Woord, door het getuigenis des Heeren, door Zijn spreken. Christus is het vleesgeworden Woord. In Zijn Woord God wandelt Hij nog, in het midden van hen, waar dat Woord gebracht wordt. Daar werkt Hij nog door Zijn Woord en door Zijn Geest en daar doet Hij Zijn wonderen nog. Zijn Naam is wonderlijk, Zijn werk is wonderlijk’. O hebt u het ooit ervaren? Weet dat u, als u zegt: ‘Voor mij zal het niet kunnen’, als u uw kwalen, uw zondenkwalen ziet, als ze u te sterk zijn en als u niet weet waar genezing gezocht moet worden, weet dan dat er Één is Wiens Naam is Wonderlijk, en Wiens werk ook wonderlijk is. Die nog wil werken, door Zijn Woord. En door Zijn Geest, zo dat wij gaan zingen: ‘Hoe dierbaar zijn m’ Uw wonderdaân! Zij zijn onmoog’lijk na te gaan. Hoe menigvuldig zijn z’ o Heer’! Zou ik ze tellen? ´k Zal veeleer ‘t getal der korr’len zands bepalen. Uw wonderen zijn niet af te malen.’

Zingen Psalm 119:65 en Psalm 139:10:

65 Hoe wonderbaar is Uw getuigenis!
Dies zal mijn ziel dat ook getrouw bewaren;
Want d’ oop’ning van Uw woorden zal gewis,
Gelijk een licht, het donker op doen klaren;
Zij geeft verstand aan slechten, wien ’t gemis
Van zulk een glans een eeuw’gen nacht zou baren.

10 Hoe dierbaar zijn m’ Uw wonderdaân!
Zij zijn onmoog’lijk na te gaan.
Hoe menigvuldig zijn z’, o HEER!
Zou ik die tellen? ‘k Zou veeleer
’t Getal der korr’len zands bepalen.
Uw wond’ren zijn niet af te malen.