De Heilige Oorlog IX
Zingen: Gebed des Heeren : 3
Schriftlezing: Markus 9 : 14 – 29
Wij hebben overdacht hoe Immanuel met zijn leger gekomen is bij de stad Mensenziel, met zijn kapiteins: Hoop, Geloof en Liefde. Maar ook met: Onschuld en Geduld. Er waren vijf kapiteins die onder zijn banier meetrokken om de stad Mensenziel in te nemen. Verschansingen zijn opgeworpen. Vooral bij de Oorpoort waren stormrammen opgesteld, want daar moest een inbreuk gemaakt worden op de stad Mensenziel. De legeraanvoerder Vorst Immanuel had verschillende tekenen met zijn banieren gemaakt in de richting van de stad. Maar die tekenen waren niet begrepen, want men mocht zich nog niet eens op de wallen begeven. Er is geen stem, geen opmerken en geen reactie. Uiteindelijk is er een gesprek gekomen tussen Diabolus en Immanuel. En daarbij ging het vooral om die vraag: Wie heeft er nu eigenlijk recht op de stad? Diabolus kon dan wel voorwenden een recht te hebben, maar dat was gebaseerd op roof en bedrog. Hij had de stad veroverd onder de vlag van de leugen en daarom kon hij geen enkel recht doen gelden. Al kon El-Schaddaï de stad, naar recht, in zijn handen laten, want de stad hem wel vrijwillig tot heer en meester binnengehaald. Dat is waar, maar evenwel kon Vorst Immanuel zijn recht laten gelden, van eeuwigheid, omdat de stad aan zijn Vader toebehoorde. Zijn Vader had haar immers geformeerd. Die had haar geheel en al haar gedaante, haar gestalte en haar heerlijkheid gegeven. Ook had hij ze van zijn Vader ontvangen. Hij heeft ook benadrukt hoe dat hij de stad zelfs gekocht had met de prijs van zijn bloed. Daarom kon hij een recht doen gelden voor God en tegen Diabolus.
Uiteindelijk heeft Immanuel het woord gericht tot de inwoners van de stad Mensenziel. Het waren goede, liefelijke woorden, woorden die spraken van barmhartigheid en van ontferming. Maar het is niet verstaan. De Oorpoort was gesloten en dubbel gebarricadeerd. Al het goede wat tot de stad Mensenziel kwam werd daarom niet verstaan.
Heeft u dat ooit in uw eigen leven ook ervaren? Zoveel werkzaamheden van buitenaf, zoveel arbeid aan uw ziel verricht. Zo’n kostelijk evangelie op allerlei wijze: soms op de fluit gespeeld, soms klaagliederen gezongen. Wat wordt er een arbeid verricht in een Mensenziel. Heeft het bij u nog nooit wat gedaan? Kom, u mag zich wel eens afvragen hoe het met die Oorpoort staat, hoe die gebarricadeerd is en hoe dat er geen opmerken is aangaande het Woord dat toch van El-Schaddaï en van Vorst Immanuel tot u komt. Daar is een laatste onderhandeling geweest die we hebben overdacht: de onderhandeling met de heer Onbuigzaam. Wat leek hij buigzaam. Hij gaf zoveel toe. Maar alleen onder zijn voorwaarden: Als er maar iets van Diabolus in de stad mocht blijven. Als hij er af en toe maar eens mocht komen of wat vrienden mocht houden, of op doorreis er mocht vertoeven. Als er maar beraadslagingen met hem mochten zijn. De heer Onbuigzaam heeft allerlei voorstellen gedaan, maar het kwam hier op neer: Als die stad maar niet helemaal van Immanuel werd, als er maar een klein beetje onder de macht van Diabolus mocht blijven. Immanuel heeft het alles afgewezen. Het laatste wat we gezien hebben, is dat de heer Onbuigzaam onverrichter zake terugkeerde in de stad.
KwadeRust wil slechts valse rust
Als men daar hoort dat Vorst Immanuel niet te bewegen is om Diabolus ook maar één voet grond te laten, dan lopen de beraadslagingen daarop uit dat men zegt: “We zullen samen strijden.” Diabolus en de stad Mensenziel zullen strijden tegen het leger van Vorst Immanuel. Daar wordt nog een afgezand gezonden om dat mee te delen aan de kapiteins van Immanuel. Deze afgezand is de heer Kwaderust. Hij heeft blijkbaar nog veel zeggenschap in de stad. Hij verschijnt boven de Oorpoort en deelt daar mee aan de kapiteins van Immanuel dat men vast besloten is om aan Diabolus verbonden te blijven. Men zal met hem staan of vallen, zo betuigd Kwaderust. U bemerkt wel, dat Diabolus dat graag aan de ziel wil geven: Kwaderust! Hij wil wel rust geven, maar geen beste rust. Het is een rust waarmee je verloren gaat. En met die rust verbindt de mens zich met de machten uit de hel, waarmee hij staat of valt. Hij verbindt zich aan mensen, maar niet aan God. En wie staat met mensen, valt met mensen. Wie staat met het kwade, die valt in het kwade en gaat ten onder met het kwade. Kwaderust heeft zijn boodschap gedaan.
Vorst Immanuël gaat Zijn zwaard gebruiken
Vorst Immanuel geeft dan antwoord. Hij zegt: “Ik zal moeten strijden. Ik zal hen de scherpte en de kracht van mijn zwaard moeten doen gevoelen.” Dat is dat zwaard van Immanuel wat we op vele plaatsen in Gods Woord genoemd vinden? Is het niet Johannes op Patmos die daar de verheerlijkte Zoon des mensen, Vorst Immanuel, in een visioen ziet. En wordt er dan niet van Hem gezegd, dat Zijn stem is een stem van vele wateren en uit Zijn mond ook uitgaat een tweesnijdend scherp zwaard. Wat is dat toch voor een zwaard? Dat is geen ander zwaard, dan het Woord Gods, waar Paulus in zijn brief aan de Efeziërs over spreekt in het zesde hoofdstuk. Dat is geen ander zwaard dan waar in de Hebreënbrief van gesproken staat; dat het Woord Gods levend is en krachtig en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend scherp zwaard. Dat Woord van God kan doorgaan als een zwaard, maar dan in je binnenste, in je ziel. Dat scheidt merg en samenvoegselen. Dat zwaard wordt gebruikt om de overleggingen, zelfs van het hart, bloot te leggen. Het Woord van God is levend en krachtig. Dat Woord legt het binnenste bloot.
Wel, Immanuel zegt: “Ik zal hen de kracht van mijn zwaard doen gevoelen.” We denken dat er geen mens bekeerd wordt, of hij leert de kracht van dat zwaard van het Woord gevoelen. Dat Woord zal door moeten gaan tot in het binnenste. Ja, dan moet die Oorpoort wel geslecht, die gebarricadeerde Oorpoort zal er wel aan moeten. Maar het zwaard van Immanuel, het Woord Gods, dat zal kracht doen. “Ik zal het hen laten gevoelen,”zegt Immanuel. En hij zegt nog iets, waarbij Diabolus gesidderd zou hebben als hij het hoorde. Maar het was ten goede van de stad Mensenziel. Hij zegt: “Ik vertrek hier niet of ik moet de stad Mensenziel verlost hebben.” O, wat is dat een bemoediging voor een bekommerde zondaar die onder de aanvallen ligt van Vorst Immanuel. Zo doet de Heere het nog, waar hij een goed werk begint. U hoort het iedere zondag: “Die nooit laat varen de werken Zijner handen.” Als Hij begint dan zal Hij doorgaan.
De strijd begint
Maar nu komt het op strijden aan. En hij roept dan ook enkele van zijn kapiteins om onmiddellijk hun manschappen te mobiliseren. Kapitein Boanerges en kapitein Overtuiging, kapitein Oordeel en kapitein Strafoefening, worden opgewekt met vliegende vaandel en met slaande trom de aanval op de stad te openen. De bazuin weerklinkt en zij richten hun macht geheel en al op de Oorpoort, die moet immers geslecht. Toch zijn niet alleen deze kapiteins belangrijk bij de inname van de Oorpoort. We moeten er één niet vergeten te noemen, die ook meegaat naar de Oorpoort, dat is kapitein Geloof. Verder zijn er nog twee kapiteins die naar een andere poort moeten trekken van Vorst Immanuel. Dat zijn: kapitein Goede Hoop en kapitein Liefde. Zij moeten naar de Oogpoort. De overigen in het leger moeten zich legeren rondom de stad, om waar ze kunnen de stad maar te treffen en helpen te overwinnen. En zo begint een verwoede strijd.
U weet dat er ook een wachtwoord is in de strijd. Wat is in deze verwoede strijd, maar toch goede strijd het wachtwoord? Kom, alle strijders kennen het denk ik wel. Het wachtwoord is: Immanuel. U weet dat een wachtwoord in de strijd altijd dient om elkaar te herkennen. U zal iemand in het duister tegenkomen en niet weten of hij bij de vijand hoort of niet. Hoort hij bij ons leger of bij het vijandelijke leger? En als je elkaar nadert kan het te laat zijn. Dus daarom vraagt men het wachtwoord. En als men het goede wachtwoord hoort, weet men dat het vertrouwd is. Dan mag men verder gaan of passeren. Het wachtwoord is dus een herkenningsteken in de strijd van diegenen die aan onze zijde behoren. Wat is het herkenningsteken in de goede strijd? In de goede strijd die de Heere de Zijnen leert strijden, is: Immanuel het wachtwoord, is: ‘God met ons’, het herkenningsteken van Gods kinderen.
Er kan soms zo ontzettend veel zijn en waarvan je je afvraagt: Is het nou vlees of is het vis? Is het van de Heere of niet? Je durft het dan niet te zeggen; je weet het ook niet. Maar als er na alle overtuigingen, overbuiging is en een ziel is ingewonnen voor genade, dan is hij vernederd. O, zo’n ziel is vernederd, ontledigt, verbroken, arm en klein gemaakt. Maar Christus is dan groot geworden voor de ziel. En daar herkennen Gods kinderen elkaar in. Ze gevoelen een gemeenschappelijke band, een gemeenschappelijke liefde, een gemeenschappelijke Liefste. Het wachtwoord is Immanuel in deze strijd. Ja, en dan begint die verschrikkelijke aanval. Er is een gedruis in die krijg, een geraas van stormrammen en een gebeuk van slingerstenen die in de stad geworpen worden. Men tracht op zulke heftige wijze, als maar mogelijk is, de stad in beroering en in opschudding te krijgen. Lukt het?
Kapitein Boanerges doet drie maal een hevige aanval op de Oorpoort. En inderdaad, de deuren kraken en de poorten schudden. Zou de Oorpoort het begeven? Diabolus is doende bij de verdediging. En gezegd moet worden: Het is niet mals, zoals hij de stad weet op te zwepen, om zich te verdedigen tegen deze aanval. Voortdurend staat hij erbij om de mensen moed in te spreken. En daardoor is de tegenstand veel krachtiger, dan dat ze anders geweest zou zijn. Daarom is ze veel helser, veel duivelser. Ja, hij staat erbij en daarom is die vijandschap, die tegenstand van binnenuit zo gruwelijk en zo kwetsend voor Immanuel.
Weet u daar iets van? Want zo is het in de stad Mensenziel. Als een ziel onder de hevige aanvallen van het Woord Gods ligt, als Boanerges, Overtuiging, Oordeel en Strafoefening de aanval openen en de ziel geschud, geslingerd en beangst wordt, dan is de duivel erbij om te zeggen dat je je niet in moet laten nemen. Je kan het dan niet overgeven en blijft er tegen vechten. Wat kan het in een tijd van overtuiging benauwd worden in de ziel. Dan staat de duivel erbij; hij voert de tegenaanval. Hij zorgt dat de vijandschap zo heet gestookt wordt dat soms de booste lasteringen in de ziel leven. Dan moet de ziel verschrikt zeggen: Voor mij zal geen genade meer zijn, want de vloeken leven in mijn hart. Verscheurd wordt een ziel onder die gruwelijke, helse tegenstand, waar de duivel zelf bij is, om kon het zijn Immanuel maar te kwetsen. Het gaat immers tégen Immanuel. O, een ziel kan later dan wel eens zo beangst zijn en zeggen: Nu heb ik de zonde tegen de Heilige Geest gedaan. In die hevige vijandschap en tegenstand onder de overtuigingen kan dat opkomen. “Maar de zonden tegen de Zoon des mensen,” heeft Christus gezegd, “:die zullen hem vergeven worden.” Het zijn wel verschrikkelijke en gruwelijke zonden, maar de duivel staat erbij, want anders was die tegenstand nog zo fel, nog zo hels, nog zo beledigend voor Immanuel niet geweest.
Verwonden en gesneuvelden
Maar evenwel de aanval, zeiden we, die haalde toch wel één en ander uit. Boanerges deed tot drie maal toe een aanval op de Oorpoort en de poort kraakte, sidderde en schudde. Kapitein Overtuiging stond erbij. Zo gaat dat bij de Oorpoort als God Zijn aanvallen op de stad Mensenziel doet. Nooit gemerkt? Dan is het Woord Gods als een blikseminslag in je leven. Als het Woord Gods met kracht komt en kapitein Overtuiging erbij staat dan moet de stad Mensenziel overtuigd worden. Maar het is aanstonds nog niet ver genoeg, want de strijd is nog doende. Daar is nog geen capitulatie. De aanval is wel hevig en er vallen vele gewonden, ja doden. Ook aan de zijde van Vorst Immanuel zijn er gekwetsten, ondermeer kapitein Overtuiging, die drie wonden in zijn mond oploopt. Begrijpt u dit tegenstaan van de overtuigingen? Of kent u dat niet uit eigen leven? Overtuigingen die van Godswege komen, maar die we tegenstaan, die we verwonden en het zwijgen op willen leggen. Kapitein Overtuiging wordt verwond, maar dat toch, terwijl hij doende is om dappere daden te doen voor Vorst Immanuel. Want diezelfde kapitein Overtuiging, heeft terwijl hij die drie wonden ontving, toch kapitein Zekerheid, uit het leger van Diabolus, het hoofd gekliefd. Hij heeft hem met zijn zwaard getroffen en zieltogend moet kapitein Zekerheid het leven verliezen. Wat betekend dat als kapitein Zekerheid gedood is? Hij was een man die in de stad veel invloed had. Er was zoveel zekerheid, valse zekerheid. Maar nu onder die aanvallen van Boanerges en van kapitein Overtuiging vooral, stierf kapitein Zekerheid. En zo gaat het dan in het leven van een zondaar waar God gaat werken: Zijn zekerheden gaan eraan. O, een mens was zo zeker. Hij wist dit zo zeker en dat zo zeker en was ginds zo zeker, allemaal zekerheden. Maar het gaat eraan als God een mens bekeerd. Kapitein Zekerheid sneuvelt door een slag van Overtuiging.
Er zijn er trouwens meer gedood. Kapitein Pocher is ook gesneuveld. Hij had altijd gezegd dat de Oorpoort het nooit begeven zou. En nu kraakte die poort in al zijn voegen. De stukken hout vlogen eraf. Kapitein Pocher had gezegd dat het hart van Diabolus nooit zou beven, maar nu bleek wel dat hij het mis had. Kapitein Pocher is gesneuveld.
Daar waren ook andere kapiteins van Immanuel die zich goed hadden geweerd in de strijd bij de andere poort. Dat waren: kapitein Goede Hoop en kapitein Liefde. Zij waren voor de Oogpoort doende. Ja de aanval was bij twee poorten tegelijk. En de stad Mensenziel die zo sidderde en schudde onder die hevige aanvallen, werd niet alleen onder aanvallen bij de Oorpoort murw gemaakt; nee, onderwijl werd voor de Oogpoort ook gestreden door kapitein Goede Hoop. Hij streed juist daar, om de mensen toch goede hoop voor de ogen te stellen. En kapitein Liefde was daar doende om de stad Mensenziel toch te laten zien dat er liefde achter zit. Zo handelt de Heere wijselijk met een ziel die Hij niet in de totale wanhoop wil versmoren. Nee, al zijn er hevige aanvallen, en die zijn nodig, toch zijn kapitein Liefde en Goede Hoop óók aanwezig.
De Oogpoort is al bijna open en bij de Oogpoort vorderen ze. De kapiteins strijden onvermoeibaar en worden daarbij gesteund door hun aanvoerders. Vorst Immanuel laat ze bij zich komen en bemoedigt ze. Hij geeft ze onderscheidingen, maar ook bemoedigingen, opdat ze in de strijd niet zullen verslappen. Dat doet Vorst Immanuel gelukkig nog wel eens met hen, die Hij een post als officier geeft in de heilige strijd. Ze krijgen wel eens een bijzondere bemoediging en verkwikking.
Maar laten we terugkeren naar het strijdtoneel in de stad. We zagen dat er toch al een paar vijanden gesneuveld zijn. Kapitein Zekerheid is er niet meer en kapitein Pocher is er ook niet meer. Ook hoofdman Bluffer heeft een dodelijke wonde ontvangen. Hij was een snode boef, die heel wat praats had. Het duurt wel even, maar uiteindelijk sterft deze Bluffer. Meneer Gevoelig, een opstoker, krijgt een nare wonde in zijn oog, zodat ook hij aan de strijd nu geen deel meer kan nemen.
Vastewil, die man die zo’n voorname plaats had in de stad Mensenziel, van hem weet men niet goed wat er met hem is. Maar het schijnt toch dat hij een wond heeft opgelopen aan zijn been, want hij heeft zijn vaste gang verloren. Het schijnt dat hij zich hinkend weg moet maken. Gaat het zo niet met een ziel die in overtuigingen gaat leven? Daar, waar de aanvallen zo hevig worden op de stad Mensenziel is de zekerheid weg. De Pocher sterft en de Bluffer zal er ook aanmoeten. Maar ook die Vastewil gaat hinkend weg. Soms, hinkend op twee gedachten, moet hij zich wegmaken. En het hart van velen in de stad Mensenziel versmelt onder deze hevige aanvallen.
Daar is er nog één, die ook sterft, en dat is een echte Diabolist. Het is Goedhater en hij wordt dodelijk verwond. Zo gaat het: Het haten van het goede moet eraan en dat zal er ook aangaan. En hoe is het met Kwaderust gegaan? Wat is er van die man geworden, die gezegd had dat ze met Diabolus zouden staan of vallen? Kwaderust heeft enkele gevaarlijke wonden aan zijn hoofd opgelopen. Er zijn er wel die zeggen dat zijn hersenpan gescheurd is. Al is hij dan niet dood, hij is wel danig verwond en wel op zo’n wijze dat hij nooit zoveel kwaad meer kan doen dan weleer. Nee, hij kan niet meer bereiken, wat hij in vroeger tijd bereikte. Hoe is het met de oude heer Vooroordeel? Die pakt zijn biezen, evenals Neutraal. Voor hen is ook geen plaats meer op het strijdtoneel. Zij willen er trouwens niet eens meer zijn. En als zo de strijd in alle hevigheid heeft gewoed, de kruitdampen optrekken, dan hijst Vorst Immanuel de witte vlag weer, op de heuvel Genade. Hij wil weer laten zien: Ik wil de stad genadig zijn. Ik wil de stad ontferming betonen. Hierna komt Diabolus al gauw zelf. Hij gaat onderhandelen. Hij komt naar Vorst Immanuel en zegt hem: “U bent blijkbaar op vrede en op rust gesteld, daar wil ik u bij helpen.” Alsof het daar in diepste zin om gaat! O, echt weer een duivelse list. Wat lijkt het mooi. Gaat het de mens in diepste zin om vrede en om rust, of gaat het de mens in diepste zin om de eer en verheerlijking Gods? Zelfs als het moet gaan in een weg van strijd, zou het ons om de Heere te doen moeten zijn.
Diabolus komt met valse beloften
Diabolus zegt dus: “U bent op vrede en op rust gesteld? Ik zal u helpen en wij zullen uw voorwaarden ook accepteren.” Maar ondertussen gaat hij die voorwaarden wel zelf stellen. Hij zegt: “U wilt heiligheid? Wel wij zullen al het mogelijke doen om u uw wensen te geven. U wilt heiligheid in de stad Mensenziel? U kunt rustig met uw leger teruggaan, u kunt rustig de aftocht blazen, want ik wil u helpen. Ik wil uw voorwaarden aannemen. U zult ze toch ongetwijfeld goedvinden. Ik zal de stad voor u doen buigen. Ik zal de daden van vijandschap in de stad laten ophouden. Ik zal de stad bewegen om u als heer te ontvangen. Ik zal haar tonen waarin ze vroeger gedwaald heeft. Ik zal haar ook de heilige wetten uitleggen. Ik zal de stad ook aandringen op hervorming en verandering van de levenswijze van al haar bewoners. Ik zal ook op eigen kosten zorg dragen voor de prediking, voor de lering en de vermaning, in de stad. Ik zal ook zorg dragen dat de stad u schatting betaalt.” Nou me dunkt, wat een kostelijke voorwaarden, waarmee hier vorst Diabolus bij Vorst Immanuel komt! Zal hij daar niet in bewilligen?
Hebt u het gelezen? “Ik zal, ik zal, ik zal …”, dat was de taal die Diabolus sprak. Maar Vorst Immanuel doorziet hem wel. Diabolus heeft bijna verloren en dit is zijn laatste troef. Het is zijn laatste kaart die hij nu in het spel werpt en dan heeft hij het verloren. Zo is hier Diabolus nog doende om die stad Mensenziel in zijn eigen macht te houden. En zo gaat het vaak, in zielen, onder hevige aanvallen vanuit Gods Woord. Zulke overtuigde zielen willen soms zoveel, dan is het: “Ik zal, ik zal…” Dan worden ze opgestookt door Diabolus, die hier dezelfde taal spreekt, maar dat zien ze vaak niet. We zien hier dat het nog steeds van de verkeerde kant komt, want dat “Ik zal…”,dat is alleen maar zelfvertrouwen en dat steunen op eigen vermogens.
Toepassing
Diabolus wil, in wezen, de macht houden. Weet u waar u hier aan denken moet? Aan die gelijkenis van het huis dat met bezemen gekeerd en versierd werd. Als die onreine geest maar geen rust heeft, dan gaat hij uit en zoekt hij rust. En die rust niet vindende, keert hij weer met zeven geesten, bozer dan hij zelf. En het laatste van die mens wordt erger dan het eerste. Deze gelijkenis vertelt de Heere Jezus aan de farizeeërs en schriftgeleerden. Dan doelt de Heere Jezus, in deze gelijkenis, op hetzelfde als wat Bunyan hier beschrijft. Dan doelt Hij op mensen, die onder een zeker beslag van Gods Woord, van alles gaan beloven. Alles zal veranderen, niks is er teveel, als ze maar eigen baas mogen blijven. Kijk, zo ver gaat het met algemene overtuigingen: Niks is teveel, als dat ik maar op de troon mag blijven. Zo handelt de duivel hier ook. Hij wil van alles, maar als hij uiteindelijk maar in die stad kan blijven. Hij wil van alles veranderen en van alles beloven, maar waar het op aankomt, dat verandert niet. Het hart van de stad Mensenziel blijft zijn paleis. We denken dat het van grote betekenis is, voor ieder die onder algemene overtuigingen leeft, er bedacht op te zijn dat het zoveel kan lijken, dat het zo ver kan komen. Want iemand kan denken: “Ik zal de daden van vijandschap in mijn leven stoppen en ik zal het gaan veranderen. Ik zal de Heere gaan erkennen in mijn leven en ik zal mijn dwaalwegen verlaten. Ik zal zeggen dat het verkeerd was. En ik zal de heilige wetten van God nazoeken en proberen na te leven. Ik zal mijn hele leven reformeren, veranderen. Ik zal ook trouw naar de kerk gaan, onder de prediking, lering, onder de vermaning. Ik zal ook alles betalen wat ik God schuldig ben. Laat Hij geduld hebben., dan zal ik het alles betalen.” Dit kan de taal zijn, van een ziel die nog steunt op zijn kunnen en bij wie het ‘ik’ op de troon blijft en de doodsteek niet krijgt. Daar kunnen we toch niet spreken van een werk Gods? Daar moeten we bevreesd zijn voor een algemene overtuiging. En er is niemand die dat zo goed ziet als Vorst Immanuel.
Immanuël doorziet de list
Vorst Immanuël zegt dan ook tegen Diabolus: “Het is enkel bedrog, waar u nu mee aankomt. Die stad is mijne! En ik ben gekomen om die stad in bezit te nemen. Ik ben gekomen om mijn eigendomsrecht hier te laten gelden. O, deze laatste list Diabolus, is een gruwelijke list van u. Zwarte duivel! Je toon je nu als een engel des lichts, maar toon je ware gedaante maar eens. Je lijkt nu wel een leraar der gerechtigheid te zijn, maar in diepste zin zoek je nog hetzelfde wat je altijd gezocht hebt, namelijk: de ondergang van deze stad. Je zoekt haar verderf, haar verwoesting en je zoekt niet haar behoud. Je kunt zo prachtig spreken, alsof je nu opeens de gerechtigheid lief hebt, maar nog zeer onlangs deed je op net zo’n een gemakkelijke manier de zonden. Waarom heb je de stad zo tot zonde gebracht? En waarom heb je zo’n genot gehad in de ongerechtigheid? Zou je dan nu opeens de gerechtigheid beminnen? Het is al leugen en bedrog. U speelt uw laatste kaart uit, maar ik heb stad Mensenziel te lief. Ik zal deze handelswijze niet dulden. Ik kom niet zoals u zich nu voordoet. Ik kom niet om deze stad aan te sporen om door goede werken het eeuwige leven te krijgen, want dat kan ze niet meer. Maar ik kom om deze stad, door mijn verdienste, met El-Schaddaï te verzoenen. Daarvoor kom ik! En door de werken der wet kan de stad nooit op genade hopen. In die weg zal ze geen behoud vinden, maar alleen door mijn verdienste en door de verzoening daardoor. Ik ben gezonden van mijn Vader om de stad Mensenziel te bezitten, om Mensenziel te beërven. En daarom moet u onttroond worden. U kunt geen enkele plaats in de stad behouden. Ik zal haar nieuwe wetten geven. Ik zal haar leren God te dienen. Ik zal haar nieuwe inzettingen geven. O, ik zal deze stad neerwerpen, om haar weer op te richten, om haar weer opnieuw te bouwen.”
Vorst Immanuel laat goed zien waar het hem om te doen is: De stad te zuiveren van Diabolus en van alle Diabolisten, de stad wezenlijk te vernieuwen. Hij zoekt het goede voor de stad. Hij zoekt het behoud van de stad. Diabolus is versuft. Hij heeft geen weerwoord en hij keert terug naar het hart van de stad. Immanuel keert terug naar het leger dat rondom de stad ligt. De aanval zal hernieuwd worden. Hoe zal het aflopen? Diabolus spoort zijn manschappen weer aan om toch het leger van Immanuel te kwetsen waar ze kunnen. Ze moeten zoveel mogelijk schade aanbrengen aan de kapiteins van het leger van Immanuel. Maar weet u wat Diabolus erbij zegt? Hij zegt: “Maar ook aan de stad.” Hij zoekt dus ook de verwoesting van de stad. Hij zegt: “Als we de stad dan straks toch moeten verliezen, dan zullen we zorgen dat Immanuel een puinhoop vindt. Dan zullen wij zorgen dat hij hier niets meer heeft, om te betrekken. En daarom, we zoeken het leger van Immanuel te kwetsen, maar ook de stad. Verwoest maar wat er verwoest kan worden. Liever een puinhoop straks, dan een woonplaats voor Immanuel.”
Dat kunnen we ook lezen in Markus 9. Daar zien we hoe dat de duivel doende was in die maanzieke knaap. We zien daar hoe dat de duivel die jongen op alle manieren zocht te verderven. De mensen, die deze jongen kenden, hebben gezegd hoe dat die geest hem aangrijpt en hem verscheurt. De jongen schuimt en knerst met zijn tanden en verdort. De duivel zoekt dus alleen maar die jongen te verwoesten. Ook als Christus komt blijkt dat. Dat is de zin van de duivel. Niet alleen bij deze jongen, maar bij ieder mens. De duivel zoekt maar één ding: te verwoesten, de stad Mensenziel naar de ondergang te krijgen. En wat blijkt dat als er aanvallen komen van de zijde van El-Schaddaï en van Vorst Immanuel. Als de legers van El-Schaddaï en van Vorst Immanuel komen om de stad Mensenziel in te nemen dan schijnt, het bij tijden, dat er van de stad niets over zal blijven, dan één grote puinhoop. Dan kan het in het in een mensenhart alles zo verwoest worden. Dan kan het er alles zo verscheurd bij liggen. Dan kan het zo verward zijn. Dan kan de duivel met zijn vloeken in je hart komen, zodat je het niemand durft vertellen. Dan kan het zijn dat je vreest nog krankzinnig te zullen worden. Dan kan het zijn dat hij op alle mogelijke manieren zo’n ziel in de wanhoop wil krijgen. Als Vorst Immanuel straks maar niets krijgt. Hij mag alleen maar een puinhoop krijgen. als die de stad dan toch al krijgt.
Ja ach, dat denkt Diabolus, maar Immanuel is er ook nog! Hij strijd ook en zijn strijders zijn anders geïnstrueerd. Wat wordt door vorst Immanuel tegen zijn kapiteins gezegd: “Tref Diabolus en de Diabolisten. Zij moeten er allemaal aan, die hoef je niet te sparen. Maar de stad Mensenziel spaar je, waar je kunt. Je moet goed zijn voor de stad Mensenziel. Bewijs haar barmhartigheid en vriendelijkheid.” Het gaat vorst Immanuel niet om verwoesting. Hij heeft gezegd: “De Zoon des mensen is niet gekomen om te verderven, maar om te behouden.” Dat is Zijn lust. Zingen we niet in psalm 103: “Barmhartig is de Heere en zeer genadig. Schoon zwaar getergd, lankmoedig en weldadig. De Heere is groot van goedertierenheid.” Vorst Immanuel zoekt het goede voor de stad, terwijl de vijand haar ondergang zoekt. Wie zal dat winnen? Dat is toch geen onzekere zaak! We hopen in het vervolg de capitulatie van de stad Mensenziel te overdenken.
Psalm 35 : 10 en 11