10. Heilige oorlog

De Heilige Oorlog X

Zingen Ppsalm 35 : 1 en 4
Schriftlezing 1 Johannes 3 : 1 – 8

We hebben iets van de hevige strijd rond de stad Mensenziel gezien. Maar er was van een overwinning nog niets zichtbaar. Nu gaan we letten op de wondere inname van deze stad. Hoe zalig zij, die het met toepassing voor eigen hart en leven mogen weten en mogen ervaren, wat we nu, nog maar in beginsel, gaan overdenken! We zijn nu toegekomen aan de strijd, als ze op zijn hevigst is.

Een Oorpoort opengebroken
Op de dag, door El-Schaddaï daartoe bestemd, maakt het leger van Vorst Immanuel zich op om met temeer kracht aanvallen te doen op de Oorpoort en Oogpoort. De beste krachten worden in de strijd geworpen. Het wachtwoord voor deze dag is: Mensenziel is gewonnen. Maar dat is toch nog niet zo? Lopen ze niet vooruit? Ja, maar dat doet het geloof altijd! Wist u dat niet? O, dan juicht men terwijl de muren van Jericho nog overeind staan. Dat doet het geloof. Dan juicht men en daarna vallen de muren. Dan gaat men voorwaarts, terwijl het water nog in de Rode Zee staat. Dan gaat men voorwaarts en komt er een pad in de zee. Dan gaat men verder, dan treden de priesters in de Jordaan met de ark in hun midden. Het geloof ziet altijd meer dan voor ogen is. Het geloof ziet verder.

Zo was het wachtwoord dus: Mensenziel is gewonnen. In de hevige strijd die er die dag plaatsvindt, laat ook Diabolus al zijn verborgen krachten zien. Inderdaad is het hard tegen hard. Wie zal de overwinning behalen? Flinke aanvallen worden inzonderheid gepleegd op de Oorpoort. En ja, daar vindt de doorbraak plaats: De Oorpoort begeeft het. Na drie, vier, aanvallen, kraken de bouten. De grendels worden in duizend stukken versplinterd en de poort bezwijkt. De stad ligt open. De trompetten van de kapiteins weerklinken in hun jubelzang, omdat de stad genomen wordt. En Diabolus weet niet hoe gauw hij weg moet kruipen in zijn hol., weleer het prachtige kasteel van El-Schaddaï. Dat kasteel is het hart van de mens, in het midden van de stad, daar waar ook het beeld van El-Schaddaï vroeger gestaan had en nu een beeld voor Diabolus is opgericht. Daar kruipt hij weg in zijn duistere hol nu de stad opengebroken is.

En onmiddellijk komt Vorst Immanuel om zijn troon voorlopig in de Oorpoort op te richten. Daar richt hij zijn standaard op, op een dichtbij gelegen heuvel. Die heuvel draagt de naam: Zie toe hoe gij hoort. O, wat is dat horen toch wezenlijk in het begin van de wedergeboorte, in het begin van de bekering van een mens: De Oorpoort is opengebroken en op de heuvel Zie toe hoe gij hoort staat de troon van Immanuël. Het geloof is inderdaad uit het gehoor en het gehoor door het gepredikte Woord.

De aanval op het kasteel
Nu gaat men verder de stad te bestoken, want het kasteel moet vanzelf ingenomen worden. Gouden slingers worden juist op dat kasteel gericht, waar Diabolus zich verscholen houdt in zijn duistere hol. Er komt nu een weg die loopt van de Oorpoort naar het kasteel. Deze weg wordt door de legermacht van Immanuel eerst schoongeveegd. Daar worden de wapens en slingers voor gebruikt. Die wapens worden gebruikt om daarmee alle vijanden uit de weg te ruimen, die een verhindering zouden zijn voor een vrije toegang tot het kasteel. Er is dus een weg van de Oorpoort regelrecht naar het kasteel. Kent u hem niet? Er is een weg van het oor naar het hart. En die weg moet gebaand, die weg moet gereinigd worden. In díe weg moet het kasteel genomen worden.

Inwoning bij de heer Geweten
Maar weet wat er aan die weg ligt? Het huis van de oud-griffier van de stad. Dat was weleer de heer Geweten. Zijn huis was tot een fort gemaakt. De ramen van zijn woning zijn allemaal dichtgespijkerd. Ja, zijn huis staat inderdaad op de weg van de Oorpoort naar het kasteel. De weg leidt eerst regelrecht naar het huis van de griffier. Zijn huis staat ook dichtbij het kasteel. Hier zien we wat diepere menskunde, wat hogere psychologie, zou je zeggen. Het geweten van de mens ligt dichtbij zijn hart, wil Bunyan daarmee zeggen. Dat geweten wat zo verduisterd is en waar de duivel zoveel heerschappij over gekregen heeft.

Nu wordt de aanval gericht op het huis van de griffier. De eerste kapiteins die de stad binnentrekken zijn Boanerges, Overtuiging en Oordeel. U weet nog dat Boanerges ‘zonen des donders’ betekent. O, dan is het Woord van God als een stem van vele wateren, zo staat er in de Openbaring van Johannes. Dan zal de mens beven en sidderen voor het spreken Gods. Maar ook komt Overtuiging, die Mensenziel moet overtuigen. En ook Oordeel komt mee. U weet hoe de Heere Jezus zelf het gezegd heeft: “Deze gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel.” Deze drie kapiteins rukken op om hun aanval in het centrum van de stad Mensenziel voort te zetten. Want de strijd is nog niet ten einde zolang Diabolus nog in de stad huist en de stad zich niet algeheel overgegeven heeft aan Vorst Immanuel.

Toch valt het niet mee bij het huis van die oude edelman. Het huis is bijna zo sterk als een kasteel. Het geweten van een mens spreekt zo makkelijk niet hoor! Het geweten is door de zonde als met een brandijzer toegeschroeid. Toch tracht men het anders te openen dan het harde hart. Want staan de stormrammen gericht op de deuren van het kasteel om die stuk te beuken, bij de heer Geweten handelen de kapiteins anders: Ze kloppen op diens huisdeur. Maar de deur blijft dicht. Geweten doet de deur niet open. Dan zegt Boanerges: “Neem één van die stormrammen en geef er eens een stootje op.” Met de kop van een stormram beukt men maar even het huis van griffier Geweten en bevend komt de oude man tevoorschijn. “Wie is daar?” zo roept hij. En de kapiteins delen mee dat zij de gezagsvoerders zijn van het leger van El-Schaddaï en van Vorst Immanuel. Zij eisen dat hij de deur van zijn huis opent en dat hij hen binnen laat komen; zij komen in de naam van hun vorst. En om hun woorden kracht bij te zetten, geven ze nog een stoot met de stormram tegen de deur. Bevend opent de heer Geweten dan de deur van zijn woning.

Het is een geschikte woning om van daaruit het kasteel nog beter aan te kunnen vallen. Daarom nemen de kapiteins Boanerges, Overtuiging en Oordeel hier hun intrek. Of gaat het zo niet als de stad Mensenziel ingenomen wordt? In het geweten neemt het Woord des Heeren, dat als een stem als van vele wateren is, zijn zetel. In het geweten weerklinkt het en daar huist kapitein Overtuiging. Er komen overtuigingen in het geweten. Daar neemt ook kapitein Oordeel zijn woning. Wel, zo huist ook het oordeel in het geweten. Van daaruit wordt het hart bestookt. Het is dus een geschikte verblijfplaats voor de kapiteins van Immanuel.

Een sprekend Geweten
Merkwaardig is dat de heer Geweten niet precies weet hoe het uit zal vallen. Terwijl de kapiteins toch bij hem in huis wonen, blijft hij onbekend met het grote doel van Immanuel. Ook dat vraagt om verklaring. Zo is het toch als God een mens bekeert en het geweten gaat spreken onder de overtuigingen en onder de dreigende oordelen? Weet Geweten dan precies hoe het afloopt? Nee juist niet! Hij is onbekend met het grote doel van Immanuel. Die oude heer Geweten weet niet wat hij ervan moet denken, temidden van al dat donderende krijgsrumoer rond zijn huis, zo dicht bij het kasteel. Zijn huis is een oorlogshuis geworden. Inderdaad, zo is dat in het geweten in de weg van wedergeboorte en bekering: Het is een oorlogshuis geworden. Wat wordt er niet afgestreden in het geweten!

Al snel gaat er een gerucht uit van het huis van de heer Geweten. Het is een gerucht dat zich verbreidt door de stad en aangedikt wordt. Bunyan zegt dat het net is als met een sneeuwbal die gaat rollen en steeds dikker wordt. Zo ging het ook met dat gerucht uit het huis van de heer Geweten. Overal wordt het meegedeeld: Ondergang en verderf wachten ons. De stad Mensenziel is verloren, verloren!
Mensen die op dit gerucht komen toegesneld, inwoners die bij het huis van de heer Geweten komen, zijn ontsteld als ze dichterbij komen. Want juist bij het huis van de heer Geweten zijn ze getuigen van de verschrikkelijke aanvallen van die stormrammen op de deuren van het kasteel midden in de stad. Aanvallen die gedaan worden op het hol van Diabolus. En als de heer Geweten naar buiten komt, spreekt hij de mensen aan en heeft hij niets anders te zeggen dan dat dood en verderf dreigen. Hij zegt: “Ik vrees dat die ons wachten, want hoe hebben we ons eigenlijk gedragen? U ziet toch wel wie aan de winnende hand is: Vorst Immanuel. En wij zijn verraders van El-Schaddaï, zijn Vader, en van Vorst Immanuel. Wat hebben wij dan anders te wachten dan de ondergang, nu hij triomfeert, nu hij toegang heeft gekregen in de stad en nu Diabolus vlucht!”

Geweten krijgt schuldbesef. Hij zegt: “Ik heb zot gehandeld, ik heb altijd maar gezwegen toen ik spreken moest. En ik heb trouwens ook de gerechtigheid verdraaid. En daarbij, ik moet het toegeven, heb ik ook wel geleden van Diabolus.” Nee, Diabolus was hem ook niet zo goed gezind geweest, vooral niet toen de griffier Geweten in zijn eertijds kwam met die oude wetten van El-Schaddaï. O, wat had Diabolus daar een hekel aan gehad. Die wetten mochten niet gehoord worden en die hoefde niemand meer te kennen. Die wetten waren verouderd en moesten weggedaan worden. Herinnert u het zich nog? Onder de regering van Diabolus had Geweten het dus ook niet zo gemakkelijk gehad. Zo is het in de natuurlijke mens die onder de regering van de vorst der duisternis is, maar die toch nog een sprekend geweten heeft. Als dat geweten dan nog een beetje gaat spreken van Gods wil en van Gods inzettingen, maakt de duivel het hem moeilijk. Diabolus gaat dan tekeer, tegen zo’n sprekend geweten, in de natuurlijke mens.

Een zichzelf beschuldigend Geweten
Nu er een overwinning van Immanuel plaatsvindt, zien we dat de heer Geweten moet zeggen veel te weinig gesproken te hebben. Hij had gezwegen daar waar hij had moeten spreken. Het geweten spreekt bij de natuurlijke mens altijd te weinig. Veel te weinig! Het zwijgt dikwijls terwijl het zou moeten spreken. Hij zegt: “En de gerechtigheid heb ik verdraaid.” Dat is ook mensenkennis. Het geweten in de natuurlijke mens is namelijk ook nog onbetrouwbaar, het verdraait de gerechtigheid. Het geweten spreekt ook nog wel eens waar het zwijgen moet. Nee, het geweten van de natuurlijke mens is niet meer te vertrouwen. En daarom zegt Geweten niet recht gehandeld te hebben. Hij zegt:”Ik heb gezondigd. Ik beef, denkend aan het einde van deze strijd.”

Vastewil moet overwonnen worden
Kapitein Strafoefening is ook in stad. Hij jaagt met zijn soldaten de hele stad door en zit steeds maar achter één van de boosdoeners van de stad aan. Het is één van de Diabolisten: Vastewil. Hij wil deze kapitein Vastewil overwinnen. Hij gunt hem geen ogenblik rust. Vastewil moet gedood, moet omgebracht worden. Drie van de officieren van kapitein Vastewil worden al omgebracht. Eén van hen is de heer Vooroordeel. Hij wordt gedood in een weg van overtuiging.Wat een diepzinnige opmerking. Zo wordt de mens ontvankelijk gemaakt voor het Woord Gods. De natuurlijke mens heeft zoveel vooroordelen. Altijd als het Woord tot hem komt, pantsert hij zich tegen die boodschap. Maar als God krachtig doorwerkt, wordt kapitein Vooroordeel gedood.
Weet u wie ook gedood wordt? Een andere officier die bij de Oorpoort stond met twee kanonnen die hij bewaakte. Dat was Hardnekkig en o, wat leverde hij een verzet bij die Oorpoort. Maar hij sneuvelt ook, evenals Verrader. Je zou zeggen: Wie wil er nu zo’n man onder zijn soldaten hebben? Nu, Vastewil wel. Hij vertrouwde zelfs op Verrader. Maar ook Verrader moet nu sneuvelen met vele andere soldaten. Het waren trouwens alleen maar Diabolisten. Wie worden daarmee bedoeld? Dat waren alleen die mensen die niet van oorsprong in de stad Mensenziel woonden en die geen plaats van El-Schaddaï daar gekregen hadden. Alleen van deze Diabolisten werden er dus gedood. En velen zijn er gesneuveld.

Hoe het gaat bij de Oogpoort
We hebben nu gekeken bij de Oorpoort, maar we gaan ook nog even kijken bij de Oogpoort. Daar waren toch ook enkele kapiteins doende. Kapitein Goede Hoop en kapitein Liefde waren immers naar de Oogpoort getrokken. Wel, ook daar vindt een hevige slag plaats. Ook die poort wordt doorgebroken. En weet u wie daar sneuvelt? Kapitein Blinddoek. Die had de stad Mensenziel dus altijd geblinddoekt. Maar hij sneuvelt en dan kan de stad zien! Zo gaat het immers als een mens wedergeboren wordt. Altijd was hij blind en dat gaat hij beseffen. Maar kapitein Blinddoek moet sneuvelen en dan gaat de mens die blind was toch zien. De blindgeborene zegt: “Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie.”

Kapitein Blinddoek heeft wel duizend soldaten die hem dienen. Mensen die vechten met mokers, dus met grof geschut zou je zeggen, beuken ze alles in elkaar. Maar kapitein Goede Hoop weet kapitein Blinddoek te doden. Het gespuis dat zijn wil deed, wordt gedood of op de vlucht gejaagd. Ze moeten zich overal, waar ze nog maar kunnen, verschuilen in de donkere hoeken van de stad Mensenziel. Als ze dat niet doen worden ze zeker ook gedood. In deze hevige strijd sneuvelt ook kapitein Kwaderust. U kent hem wel, want we zijn hem al verschillende keren tegengekomen als de redevoerder van Diabolus. Hij voerde iedere keer het woord, maar nu is het met deze grijsaard gedaan. Ook hij sneuvelt. En zo gaat het als een mens bekeerd wordt. Dan is het uit met de rust. De valse rust wordt dan echt wel opgezegd. Zo zien we dat er heel veel Diabolisten zijn gesneuveld, maar er blijven er altijd nog teveel in leven.

Een verzoekschrift met schuldbelijdenis
In de stad Mensenziel vindt er een vergadering plaats. Men bespreekt wat er moet gebeuren. Diabolus is niet bij deze samenkomst. Wel zijn de heer Geweten, de oud-burgemeester Verstand en andere hoofden, die wezenlijk in de stad thuishoorden, aanwezig. De slotsom van deze bespreking is dat er een verzoekschrift uit zal gaan naar Vorst Immanuel. In dat verzoekschrift wordt neergeschreven dat men schuld belijdt, dat men smart betoont en met droefheid erkent dat men beledigingen heeft aangebracht aan El-Schaddaï en aan zijn Zoon. Het is een verzoekschrift met een schuldbelijdenis. En dit verzoekschrift wordt gezonden naar Immanuel en naar zijn troon. Maar er komt geen antwoord op dit verzoekschrift. O, wat siddert men in de stad als men dat bemerkt. Een verzoekschrift en geen antwoord! Zo gaat het toch vaak; ook in de weg van wedergeboorte en bekering. Dan gaan er verzoekschriften uit en er komt geen antwoord. Men roept om redding, om ontferming en om genade. Men belijdt, met droefheid, schuld en erkent zijn beledigingen, de goede God aangedaan. En de hemel blijft gesloten. Zo tekent Bunyan het hier ook. Er kwam geen antwoord op het verzoekschrift.

Het kasteel moet ingenomen worden
Ondertussen gaan de aanvallen in het centrum van de stad Mensenziel nog steeds door. Het kasteel, immers, houdt nog! De poort die daar is moet daarom genomen worden. Maar weet u hoe die poort heet? Die poort draagt de naam Ondoordringbaar. Zo is het toch met ons hart? O, wie heeft daar toegang! Gelukkig zijn het bekwame kapiteins die door El-Schaddaï gezonden zijn. De grote sterke poort in het kasteel van de stad Mensenziel begeeft het. De poort Ondoordringbaar wordt opengebroken. Onmiddellijk gaat er dan een boodschap naar Immanuel: “De poort van het kasteel is stuk!” De trompetten worden in het legerkamp gehoord en er is grote vreugde in het leger van Immanuel. Nu is het einde van de strijd haast nabij. Nu daagt de vrijheid. Maar de stad Mensenziel kan dat allemaal nog niet bekijken. Zo is het ook met de mens die tot God bekeerd wordt. Die mens kan het niet allemaal bekijken. Terwijl de Oorpoort al ingebeukt is en er veel Diabolisten sneuvelen, kan de stad Mensenziel dat allemaal niet bezien. Er komt immers op het verzoekschrift nog geen antwoord van Immanuel zelf. Al is er dan een verwarde strijd, dan is het toch: “Twist met mijn twisters Hemelheer.Ga mijn bestrijd’ren toch tekeer.” Maar dat vers eindigt ook met: “Vertroost mijn ziel in haar geween. En zeg haar Ik ben uw heil alleen.” En dat hoort die stad nog niet. Er is wel veel verwarde strijd en het geweten gaat wel tekeer, maar men verwacht bij tijden niets dan de ondergang.

Toch is er wel vordering in de strijd. Het kasteel van Diabolus wordt geopend. De grote poort Ondoordringbaar is opengebroken. En dan komt Immanuel met zijn gevolg. Hij trekt op naar het huis van de griffier. Ja, hij trekt tot aan het kasteel, tot aan het hart van de stad Mensenziel. Alle mensen, die hen zien gaan, vinden het opmerkelijk dat men op zijn gelaat niet kan lezen hoe het in zijn innerlijk gesteld is. Hij trekt zulk een effen gezicht. Wat gaat er in zijn binnenste om? Waar komt hij nu mee? Komt hij met liefde of met toorn.

De intocht van Immanuël
Allen staan verstomd, van zijn glans en van zijn heerlijkheid, als ze hem zien. Welk een heerlijk Vorst, welk een grote Koning, welk een majesteit, welk een pracht, wat een schoonheid! Als ze Immanuel voorbij zien trekken zijn er diepe indrukken onder de inwoners van de stad. Maar anderzijds is men bevreesd, verwonderd, verschrikt, omdat hij maar niet openbaart wat in zijn innerlijk is. Het is net als bij die broers van Jozef, schrijft Bunyan dan. Toen Jozef aan zijn broers nog niet toonde wat er in zijn hart was om hun genadig te zijn. Toen dachten de broers: Dit wordt onze dood en ondergang. De inwoners van Mensenziel hebben er ook een indruk van dat Immanuel ogen heeft als een vlamme vuurs. Hij ziet alles. Hij weet alles van wat er gebeurd is in het verleden. Hij weet van hun opstand tegen El-Schaddaï. Hij weet van hun dwaasheid, van hun verbond met Diabolus en van hun gehoorzaamheid aan hem. Van alle goddeloosheid die ze, in de stad, bedreven hebben, daar weet vorst Immanuel van. Hij doorziet het alles.

Wat een ellendig vooruitzicht is het dan als hij in toorn komt en als hij hen nu zal gaan straffen. Toch is er als ze hem zien een toegenegenheid tot hem. Wat een tegenstrijdige gevoelens zien we hier dan. Er is een hunkering naar zijn heerschappij. Ze zouden het stof wel van zijn voeten willen likken. O, zulk een aanhankelijkheid! Ze wensten hem wel duizend keer als hun hoofd en heer. Wenst u hem ook als uw Hoofd en Heere? Is er dat sterke verlangen, dat hij u Heere en God mag zijn? Dat is tekenend voor de stad Mensenziel. Ook nu, nu ze nog niet eens weten hoe het zal vallen, begeren ze het wel duizend maal. Ze spreken ook met elkaar over de schoonheid en heerlijkheid van hem. Maar zodra ze weer op zichzelf zien worden ze weer geslingerd tussen hoop en vrees. Kent u die gesteldheid van het hart? Als er iets van de Christus gehoord wordt dan springt het hart soms op van vreugde. Dan is men blij als men iets van hem hoort en ziet. Men zou er verwachting van krijgen. Maar als men gaat denken aan zichzelf en men overdenkt al zijn zonden en misdaden, dan vreest men weer. Dan zegt men: “Zou Hij mij wel genadig willen zijn? O, Hij is wel een dierbaar Vorst voor Zijn Kerk, voor Zijn kinderen. Wat is Gods volk toch gelukkig! Wat zou ik ook duizend maal wensen dat geluk te hebben wat Gods kinderen hebben. Maar als ik op mezelf zie, dan vrees ik dat ik er nog buiten val en dat ik er niet bij hoor.” Zo wordt zo’n ziel dan geslingerd tussen hoop en vrees.

Maar weet u wat er nu nog plaats gaat vinden? Vorst Immanuel komt bij het kasteel en hij gebiedt om Diabolus uit zijn hol te halen. Aan dat bevel wordt voldaan. Diabolus die zich verbergt en ook nu nog niet tevoorschijn wil komen, wordt evenwel gehaald. Kronkelend als een slang komt hij tevoorschijn. Hij wordt gebonden met sterke ketenen. Hij smeekt Immanuel: “O, stort me niet in de afgrond.” Maar hij wordt aan zijn ketenen meegevoerd naar de marktplaats. En in het midden van de stad Mensenziel wordt hij ontdaan van zijn wapenrusting. Iedereen mag het zien. Hij wordt ontkleed en dan wordt zichtbaar gemaakt wie hij is. Kent u dat ook? Want dat is iets wat in een mensenziel tot troost plaats mag vinden. Als u mag zien wie de duivel is en hoe hij in u bezig was. Als hij ontbloot wordt dan mag u zien dat die vuile lasterlijke taal die soms in het hart weerklonk, door de duivel daarin geworpen werd. De duivel is de tegenstander van den beginne. En hij komt, in zijn vuilheid, in al zijn bedrog, in al zijn leugen en in al zijn verschrikkelijke hoedanigheden, openbaar.

Daarna wordt hij ook als een overwonnen vijand tentoongesteld. Er is er Eén sterker dan hij is en dat is: Vorst Immanuel, dat is Christus. Die is veel machtiger dan Diabolus. Dat wordt nu getoond in het midden van de stad Mensenziel. Er is grote vreugde in het leger als Diabolus van zijn wapenrusting wordt ontdaan. Diabolus wordt vastgebonden aan de zegekar van Immanuel en zo wordt hij rondgeleid door de stad.
Ondertussen wordt bij het kasteel wel de wacht betrokken. De Diabolisten mogen daar geen nieuwe triomfen vieren. Twee kapiteins zijn uitermate geschikt om deze wacht te betrekken. En dat zijn: kapitein Boanerges en kapitein Overtuiging. Zij weten de nodige indrukken wel te maken. Zo krijgt Diabolus geen gelegenheid om door middel van zijn onderdanen nieuwe overwinningen te boeken.
Terwijl Immanuel rondrijdt in zijn zegewagen wordt overal gehoord dat Immanuel de gevangenis gevangen genomen heeft en dat hij de overheden en de machten uitgetogen heeft. Als de lieden van de stad dit alles zien en horen, zijn ze toch bemoedigd en verblijd. Dan gevoelen ze zich als tussen de hemel en de aarde. Maar uiteindelijk weten ze toch nog niet hoe het voor hen uitvallen zal.

Wat een toestand wordt hier van een mensenziel beschreven! Kent u die toestand ook voor eigen hart en leven? Wat is het groot als gezien mag worden dat die grote tegenstander van God en Zijn kerk alle macht niet heeft. Het is een overwonnen vijand. Wat een wonder als er iets gehoord en gezien mag worden van de Overwinnaar, van de Koning van de Kerk. Die Koning die de namen draagt van: Jezus Christus, Eniggeboren Zone Gods en Heere. Hier in de stad Mensenziel wordt er ook veel van gehoord en gezien. En de inwoners van de stad Mensenziel krijgen bij tijden moed. Zou het dan toch nog goed komen? Zou er dan toch nog verwachting voor ons zijn? Vooral bij de overwinning op Diabolus voelen ze zich als tussen hemel en aarde. En het zal blijken dat de Heere een goed werk begint, niet om het in de steek te laten, maar om het te voleindigen. Maar dat hopen we in het vervolg te overdenken.

Psalm 68 : 6 en 9