5. Heilige Oorlog

Zingen Psalm 119 : 60
Schriftlezing Ezechiël 33 : 1 – 20

Wij hebben de diepe val van de stad Mensenziel overdacht. We zagen de listen van Diabolus en hoe hij veranderingen in de stad heeft aangebracht, inzonderheid in het stadsbestuur. Wij hebben ook overdacht hoe hij de burgers als het ware ook sterk trachtte te maken tegen de aanval, die hij vreesde, van de zijde van El-Schaddaï. De stad Mensenziel is een fort geworden. Het is één machtige stad geworden, versterkt tegen een aanval van haar rechtmatige bezitter, El-Schaddaï. We gaan nu verder met het overdenken hoe El-Schaddaï zijn raadsplan ten uitvoer gaat leggen.

De voorbereiding voor herstel
Alles is al van tevoren in gereedheid gebracht om op de gewenste tijd de stad Mensenziel weer aan zich te trekken. Nu gaat het dus over de uitvoer van dat raadsplan en deze gelijkenis wil dat overbrengen op het werk Gods in de mens. Dan kunnen we zeggen dat er vorige keren is geschreven over de diepe val van de mens. We hebben zijn verwording in de macht van de duivel overdacht. We hebben gezien op welke wijze de mens een fort geworden is, een sterke vesting is geworden tegen een aanval van El-Schaddaï. We hebben ook overdacht hoe God in Zijn eeuwige vrederaad evenwel al gedachten des vredes had. Ja, een uitgewerkt raadsplan wat Hij in de tijd volvoeren zou, lag klaar om zondaren weer onder Zijn genadeheerschappij te krijgen. En dan gaat het nu in deze beelden over de wijze waarop God de aanval op de mens opent en hoe Hij begint als Hij de zondaar gaat bekeren. Vanuit de gelijkenis willen wij nu dit overdenken.

El-Schaddaï heeft als machtig en gezaghebbend Koning een leger in gereedheid gebracht. De voorbereidselen worden getroffen. Veertigduizend kloeke soldaten worden onder de wapenen gebracht. Ze worden verdeeld in vier groepen van ieder tienduizend soldaten die ieder hun eigen generaal zullen hebben. Nee, Vorst Immanuel krijgt deze legermacht nog niet regelrecht in handen. Hij gaat nog niet aan het hoofd van deze legermacht. Het behaagt El-Schaddaï deze legermacht vooruit te zenden om in een eerste poging de stad Mensenziel in de schuld te brengen. Hij wil ze te overtuigen, inwinnen, vernieuwen en onder de heerschappij van El-Schaddaï brengen.
Vier kapiteins voeren deze legermacht aan. En hun namen zijn veelzeggend. De eerste van hen (let ook op de volgorde) draagt de naam van Boanerges; wat de betekenis heeft van: zonen des donders. De tweede draagt de naam van Overtuiging. De derde draagt de naam van Oordeel en de vierde draagt de naam van Strafoefening. Het zijn sterke dappere mannen. Het zijn mannen die zich een weg weten te banen met de scherpte van hun zwaard. En El-Schaddaï is gewend om hen in al zijn oorlogen de voortocht te geven. Zij zijn de eersten die de strijd moeten openen.

Toepassing
We passen dit gelijk maar toe. Als God de zondaar opzoekt in zijn verlorenheid, dan zoekt Hij de zondaar te treffen met de scherpte van het zwaard. De scherpte is: het Woord van God. Deze kapiteins waren mannen die zich een weg baanden met de scherpte van hun zwaard. Ze hebben de voortocht. Lees hun namen nog eens: Boanerges (zonen des donders). Dat ziet op de kracht waarmee het Woord Gods komt, als God de zondaar gaat treffen. Dan is er de stem van de Allerhoogste, die we in de natuur kunnen beluisteren met ontzetting, maar die als Hij in de ziel gehoord wordt niet minder ontzetting teweeg brengt.

De tweede kapitein is Overtuiging. De naam spreekt voor zich. Daar moet overtuiging komen ten aanzien van de staat waarin men gekomen is. De derde kapitein is Oordeel. Men moet leren welk oordeel men verdient heeft en men waardig is te ontvangen in het gericht Gods. De vierde kapitein is Strafoefening. Men heeft de straf verdient die een eeuwige straf genoemd mag worden. Dat is de straf van de Allerhoogste. Deze vier kapiteins geeft El-Schaddaï gewoonlijk de voortocht. En zij hebben alle vier dus tienduizend soldaten onder hun banier. Ja, elk van hen heeft ook een banier, een vaandel. Dit vaandel wordt gedragen door een vaandeldrager. Laat het u niet verwonderen hoe de namen zijn van de vaandeldragers van deze vier legermachten.

Boanerges heeft als vaandeldrager een man met de naam Donder. Hij heeft een vaandel in een zwarte kleur. En op dat vaandel staan drie brandende donderbussen afgebeeld (Dat waren de oude kanonnen, zoals u ze ongetwijfeld wel eens hebt zien liggen).
De tweede kapitein Overtuiging heeft een vaandeldrager die de naam Droefheid draagt. Als Overtuiging komt, komt Droefheid mee. Zijn vaandel heeft een bleke kleur. Op dat vaandel staat een opengeslagen wetboek waaruit de vlammen slaan en dat beduidt Gods wet van de Sinaï.

Kapitein Oordeel heeft ook een vaandeldrager. Zijn naam is Vreze en zijn vaandel is van een rode kleur waarop een brandende oven staat afgebeeld. De vaandrig van kapitein Strafoefening heeft de naam Gerechtigheid. Ook hij heeft een vaandel, waarop een onvruchtbare boom wordt afgebeeld. Het is een boom waarbij de bijl aan de wortel ligt. U begrijpt het verband van de kapiteins en hun vaandeldragers die hun voetstappen drukken en in hun naaste gevolg zijn.

De lastbrief
Voordat de legers vertrekken, moeten ze zich bij El-Schaddaï presenteren. Hij laat ze een wapenschouw houden en hij geeft hen onderricht over wat straks bij de stad Mensenziel moet gebeuren. De kapiteins krijgen een lastbrief van El-Schaddaï en daarin staat dat ze in zijn naam en op zijn gezag moeten spreken en handelen. De inhoud van de lastbrief is bij alle vier gelijk. Hier volgt de inhoudt van één van de lastbrieven: “De last van de grote Koning El-Schaddaï, Koning van Mensenziel, aan zijn welvertrouwden en edelen hoofdman, den kapitein Boanerges, voor zijne oorlogsverklaring aan de stad Mensenziel. O, gij Boanerges, één mijner dappere en donderende aanvoerders over tienduizenden mijner edelen en moedige dienaren, ga heen in mijn naam, in deze uw kracht, naar het ellendige Mensenziel. Als gij daar komt, biedt haar dan eerst vredesvoorwaarden aan. Gebied haar dat zij, het juk der tirannie van dien goddeloze Diabolus van zich afschuddende, tot mij, haar wettigen Vorst en Heer, terugkeer. Gebied haar tevens, dat zij zich reinige van alles wat hem behoort in de stad Mensenziel. Maar zie vooral toe, dat gij goede waarborgen hebt aangaande de oprechtheid van haar gehoorzaamheid. Wanneer zij zich in waarheid onderwerpt, doe dan alles wat in uw vermogen is om een vesting voor mij op te richten in de vermaarde stad Mensenziel; en veroorzaak niet het minste leed aan den geringste inwoner, die daarin leeft en zich voor mij wil verootmoedigen; maar behandel die integendeel als uw vriend en broeder. Al dezulken heb ik lief en ze zullen mij dierbaar wezen. O, zeg het hem, dat ik ter bestemder tijd tot hen zal komen en doet het hun weten, dat ik genadig ben. Maar wanneer zij, niettegenstaande uwe opeising en uw bevel, weerstand biedt, tegen u opstaat en rebelleert, dan gebied ik u, dat gij gebruik maakt van al uw wijsheid, kracht, macht en sterkte, om haar weer tot mij te brengen door een sterken arm. Vaarwel.” Aldus de lastbrief van Boanerges en de andere drie kapiteins.

Een positieve legermacht
Daarna mogen de legermachten wegtrekken. Met vliegende vaandels gaat het voorwaarts in de beschreven volgorde. Boanerges eerst, Overtuiging volgt, dan Oordeel en tenslotte ook Strafoefening. Het is, zo beschrijft Bunyan, een lange weg. Daarmee wil hij zeggen dat de mens ver van God is afgedwaald. Paulus schrijft aan de Efeziërs: “Die eertijds verre waart.” En we weten niet of u enig begrip hebt van die afstand die met de meetlat niet uit te meten is, maar die in de beleving van zondaren wel werkelijkheid wordt. We zijn ver van God afgevallen, zo ver dat wij niet weer weten te keren.

Maar zie, daar komen de legermachten van El-Schaddaï. Met vliegende vaandels gaat het voorwaarts. Daar wordt van deze legers gezegd dat ze niemand overlast bezorgden. Dat schrijft Bunyan niet voor niets. Het was in zijn tijd niet zo best als er een leger aankwam, al waren het je vrienden. Er werd nog al eens geplunderd. Dan waren er boerenhofsteden die afbrandden. Dan bleef er echt geen kip in een kippenhok of een varken in een varkenshok ongemoeid. O, als er een leger langs kwam in die dagen, berg je maar! Dan werd er weinig ongeschonden bewaard. Men vreesde de legermachten. Maar van dit leger wordt verhaald dat ze niemand overlast deden. Zegenend trokken ze de landen door. Ze leefden op ’s konings kosten. Bunyan wil daarmee zeggen, dat wie geen vijand van God is, dit leger niet hoeft te vrezen. Die hoeft ook niet te vrezen voor Boanerges, Overtuiging, Oordeel of Strafoefening. Maar alleen slechts zij, die door hun zonden tegenover God zijn komen te staan, slechts zij die onder de heerschappij van de duivel leven, zouden moeten sidderen bij de nadering van deze legermacht.

Maar zie nu, hoe dat het gaat als ze nabij de stad komen. De kapiteins aanschouwen die weleer zo schone stad Mensenziel in wier midden eertijds het beeld van El-Schaddaï was opgericht. Als zij die stad van nabij zien dan wenen ze over haar. U ziet hier het beeld van Christus, Die weende over Jeruzalem toen Hij nabij de stad was. Ze bewenen de toestand van de stad Mensenziel. Hebt u dat ook wel eens gedaan? Heeft u ook wel eens geweend over de toestand van de mens door de zonde, levend onder de macht van de duivel, terwijl God de mens zo goed geschapen heeft. De kapiteins wenen over de stad, zoals nog allen van Godswege met een lastbrief uit de hemel gezonden naar de stad Mensenziel, zullen moeten leren wenen over de toestand van de mens door de zonde.

Een aanval op de Oorpoort
Dan trekken ze naar één van de poorten van de stad Mensenziel. Naar welke poort? Ze trekken naar de Oorpoort. Waarom dan wel? Omdat ze daar gehoor denken te vinden. En daarom worden daar de legermachten eerst gelegerd. En wat gebeurd dan? De inwoners stromen naar de wallen, naar de muren. Dat is te begrijpen als er zulk een geweldig leger de stad nadert. Ze willen dat leger zien. En zulke prachtige legers als er nu kwamen, zulke geordende legers, die zag men niet veel. En daarom verdringen de bewoners van de stad Mensenziel zich op de wallen om het schouwspel in ogenschouw te nemen. Maar Diabolus zint het niet als hij ziet dat de inwoners zich naar de wallen spoeden. Hij wil ze zo snel mogelijk daar weg hebben. Ze moeten naar het midden van de stad, zover mogelijk bij de muren vandaan. Daar ligt ook een les in. De duivel heeft niet zo graag dat bij de Oorpoort, waar het Woord van God komt, gehoord wordt. Hij ziet het liefste dat de zondaar maar ver van het Woord is. En hij zal alles doen wat in zijn vermogen is om daar de mens vanaf te trekken. Dan houdt hij hen immers het gemakkelijkste in zijn macht.

Het sluiten van de Oorpoort
Diabolus laat alle mensen naar het midden van de stad roepen. En daar houdt hij voor hen weer een bedrieglijke redevoering. Allereerst gaat hij ze bestraffen: “Wat is dat nu geweest! Gaan jullie daar naar de wallen van de stad om eens te kijken naar die legermachten waarvoor ik jullie al zo lang voor gewaarschuwd heb? Daar mag je geeneens naar kijken. En daar mag je in het geheel niet naar luisteren. U had allang alarm uit moeten roepen in de stad. U had al uw wapens bij elkaar moeten zoeken die ik u gegeven heb.”

Weet u het nog van de wapenrusting van de duivel? Die helm van de hoop dat het wel goed zal komen, zodat je bijna niet getroffen kon worden door een pijl uit het leger van El-Schaddaï. Dat borstwapen van een hard hart, hard als ijzer en steen en daardoor koud en ongevoelig voor oordelen of voor barmhartigheden. Dat zwaard dat in de hel gescherpt is. O, welk een wapenrusting! Dat schild van ongeloof, om maar aan alles te twijfelen wat van El-Schaddaï komt. “Je had je wapenrusting moeten pakken,” zegt Diabolus. “En je had de vuurbakens moeten aansteken en de stad in gereedheid moeten brengen voor de verdediging. Waarom heb ik anders dubbele wachten uit laten zetten bij de poorten en u anders die wapenen gegeven? U lijkt wel op nieuwsgierige en zwakke vrouwen.Wees toch mannen en zijt sterk. En denk erom dat ik niet zie dat er iemand zonder toestemming van mij zijn hoofd boven de muur uitsteekt.” Diabolus wil dus niet dat men op welke wijze ook maar acht slaat op wat van El-Schaddaï komt. En zo werkt de duivel nog. Hij zou het liefst maar hebben dat de mens niet teveel onder het Woord komt. Hij zou het liefste hebben dat men geen acht nam op de woorden die van God tot de zondaar komen. De duivel trekt het liefste maar van God af, hoewel dat niet altijd zal lukken.

Als dan Diabolus zijn bedrieglijke redevoering gehouden heeft ontstaat er in de stad Mensenziel grote beroering. Men schreeuwt overal om hulp en iedereen is in verwarring. En dan roept men: “De mannen die de wereld in beroering brengen zijn tot ons gekomen.” Achab noemde Elia ook al ‘een beroerder Israëls’. En ook Paulus heeft op zijn zendingsreizen dergelijke lastertaal moeten horen. Dat zal nog altijd het deel zijn van hen die met het Woord van God komen. Dat zijn mensen die de wereld in beroering brengen, die onrust zaaien. En het is te hopen dat er onrust ontstaat, waar ze komen, maar kon het zijn dat het dan een heilige onrust. De stad is nu ook in beroering, maar er is nog geen heilige onrust.

De opwekking om te horen
Diabolus is blij dat de mensen gereed staan om naar de wapens te grijpen, om te strijden tegen het leger dat nu rondom de stad ligt. Grote beroering is er dus in de stad. En buiten de stad? Daar zijn nog geen drie dagen voorbij, of de kapiteins die maken alles in gereedheid om de aanval te beginnen. Maar ze komen niet met geweld. Nee, ze zenden als eerste een trompetter naar de stad. En die trompetter mag de trompet aan de mond zetten, het geschal over de stad laten klinken, om dan in de naam van zijn zender de stad op te eisen. De naam van die trompetter is: Zie toe hoe gij hoort. En wat is de uitwerking van het trompetgeschal wat hij over de stad laat klinken? Daar is geen enkele uitwerking. Hij zet de trompet aan de mond en het geschal weerklinkt, maar niemand reageert. Zijn geroep klinkt wel over de stad, maar niemand mag horen of reageren. Het schijnt alles voor niets geweest te zijn. Zo keert hij terug in het legerkamp.

Maar op bevel van Boanerges moet de trompetter weer uitgaan en een tweede maal herhalen wat hij gedaan heeft. Weer zet hij de trompet aan de mond. En weer laat hij het geschal over de stad weerklinken in de naam van El-Schaddaï. Maar ook nu is er geen reactie. De kapiteins houden krijgsraad. Wat moet er nu gebeuren nu men in de stad niet reageert? Zal men nu met geweld de aanval openen? Zal men nu de stad trachten in te nemen door bijvoorbeeld het geschut in de stellingen te brengen? Nee nog niet. Nogmaals wordt de trompetter, voor de derde maal, naar de stad gezonden. Nogmaals moet hij de stad opeisen voor El-Schaddaï. Hij is de wettige eigenaar van de stad Mensenziel. En wil men niet horen dan mag de trompetter dreigen. Dan mag hij zeggen dat al de beschikbare middelen zullen worden aangewend, om de stad toch in te nemen.

En zo geschiedt. Voor de derde maal gaat de trompetter en klinkt zijn trompetgeschal over de stad. En dan is er reactie. Dan steekt de heer Vastewil voorzichtig zijn hoofd boven de wallen uit. Ja, hij is de gouverneur van de wallen, de man die de poorten moest bewaken. Diabolus heeft hem deze eervolle aanstelling gegeven toen hij zo gewillig zijn diensten had aangeboden. Hij had zich van zijn eerste wettige heer afgekeerd. Vastewil heeft veel te zeggen. En waar hij de oppermacht heeft over de wallen en poorten, daar steekt hij zijn hoofd boven de wallen uit. Daar klinken zijn ruwe en trotse woorden: “Waarom komen jullie hier? Wat komen jullie hier doen met zoveel lawaai? En wat kom je hier doen met je onverdraaglijke woorden?”
De trompetter antwoord: “Ik kom in dienst van mijn heer Boanerges. En ik heb een speciale boodschap voor de stad Mensenziel en voor de burgers van de stad. En die boodschap moet u aanhoren. En als u niet wil horen, dan moet u het maar afwachten.” Zie toe hoe gij hoort, zo is immers de naam van de trompetter. En hij vraagt van de stad, hij vraagt van Vastewil, te horen naar de boodschap waarmee hij komt. Een boodschap die komt van Boanerges en uiteindelijk van El-Schaddaï.

Geen goede boodschap voor Diabolus
“Ja, ik zal het wel tegen Diabolus zeggen,” antwoordt Vastewil. Maar dan antwoordt Zie toe hoe gij hoort dat hij met Diabolus niets te schaften heeft. Diabolus hoeft het woord niet te horen, want hij komt niet voor hem. Hij komt voor de stad Mensenziel. U bemerkt wel dat in de Hebreeënbrief staat: ”Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan.” We prediken het Evangelie niet aan de duivelen in de hel. Daar wordt er niet één van bekeerd. Maar het Evangelie wordt gepredikt aan mensenkinderen die wel in de macht van Diabolus zijn geraakt, maar nochtans kunnen zij worden bevrijd. “We hebben met Disbolus niet te schaften. Hij hoeft het Woord niet te horen, maar de stad Mensenziel moet het horen.Wij hechten niet aan het antwoord wat Diabolus ons zou geven. Maar we willen ons richten tot deze zo ellendige diep gevallen stad.”

“Nu vooruit, zegt Vastewil, dan zal ik het hem wel zeggen.” Maar de trompetter zegt: “Bedrieg ons niet. Je kunt wel zeggen dat je het door zult geven, maar bedrieg ons niet. Trouwens als je dat doet, bedrieg je jezelf het meest.” En ook hierin is een waarheid die dikwijls vergeten wordt. Men zou Gods knechten kunnen bedriegen. Men kan ook trachten God te bedriegen. Maar uiteindelijk bedriegt men zichzelf het meeste. En daarom zegt de trompetter dat Vastewil zichzelf het meest bedriegt als hij niet doet wat nu gezegd wordt. De trompetter zegt verder: ”En zou je niet horen, dan zullen we geweld gebruiken. Morgen zal ten teken van de waarachtigheid van deze boodschap de witte vlag gehesen worden. En dan zul je daarop zien de brandende donderkogels. En ze zal op de heuvel staan ten teken dat wij uw vorst Diabolus verachten en tot opwekking om tot onderwerping te komen aan El-Schaddaï.” De trompetter Zie toe hoe gij hoort, keert weer in het legerkamp. De kapiteins zijn benieuwd naar wat er is geschied. Ze vragen hem wat er is geantwoord. En hij vertelt hoe de heer Vastewil over de wallen gegluurd heeft. Hoe hij uiteindelijk toch iets heeft moeten aanhoren van de boodschap die hij heeft gebracht.
“Wel,” zo zeggen ze dan, ”laten wij dan nog even wachten en nog niet tot handelen overgaan. Laten we de stad tijd geven tot bezinning en wachten of het antwoord op tijd komt. En komt het antwoord dan zullen we verder zien. Wij zullen bij het antwoord het leger helemaal klaar hebben. Komt er een goed antwoord en wil men de poorten voor ons openen en zich aan El-Schaddaï onderwerpen dan zullen wij de stad intrekken. Dan laten we zien dat de bewoners van de stad onze vrienden en broeders zijn. Dan zullen we, bij overgave, hen alleen maar genade bewijzen; daar zal geen verschrikking zijn. Maar als ze weigerachtig blijven, als de poorten gesloten blijven, dan zullen we overgaan tot geweld.”

En dan worden tegen de tijd dat het antwoord van de stad verwacht wordt, de trompetten geblazen. Het leger wordt in gereedheid gebracht. In de stad siddert men bij het gehoor van het trompetgeschal uit het leger van El-Schaddaï. Ja, men haast zich om alles in gereedheid te brengen tot verdediging. De trompetter gaat dan weerd naar de Oorpoort; daar zal hij gaan spreken. En daar zal dan ook de stad moeten zeggen wat er geschieden zal. Maar de Oorpoort is toegesloten. Men heeft alles bij alles gebracht om die poort maar zo dicht mogelijk toe te sluiten, opdat men niets en dan ook niets van dat leger van El-Schaddaï zal vernemen. Wat is de mens toch dwaas. De mens die het Woord van God wel hoort, maar die horende doof is. Tot wie het Woord wel komt, die het wel moet horen, maar die het niet wil horen. De mens die zich wapent tegen dat Woord en de uitwerking ervan. Zo kun je ook in de kerk zitten. De duivel vindt het best als je gedachten overal zijn, behalve bij het Woord wat je zou moeten horen. Je mag alles horen, behalve het Woord dat als een pijl op je ziel gericht is. Wat wapent de mens zich toch bij die Oorpoort.

Burgemeester Ongeloof
De trompetter komt. Ja, Boanerges gaat nu zelf mee. Hij geeft het bevel aan de stad Mensenziel dat de burgemeester moet komen. Hij wil de voornaamste bewoner van de stad zien. En daar komt de burgemeester. Wie was ook alweer de burgemeester van de stad Mensenziel? Vroeger was dat de heer Verstand, maar die man zat in zijn geblindeerde woning en mocht niets meer zien. Verstand was allang uit zijn post ontheven en was schier onbereikbaar. Burgemeester in zijn plaats was de heer Vleselijke Lust geworden. Dat was de man die geen oren en ogen had en alleen maar leefde voor het genot. Maar toch, als gevraagd wordt naar de burgemeester, dan verschijnt niet hij, maar de heer Ongeloof. Het is nu oorlogstijd en dan heb je toch weer een andere burgemeester nodig in de stad Mensenziel. Ongeloof zwaait daar nu als burgemeester de scepter, daarom verschijnt hij op de muur. “Nee,” zegt Boanerges, “ik wil de heer Verstand zien. Die moet komen; hij was hier burgemeester.”
Dan komt Diabolus zelf. En hij spreekt van de vrijpostigheid waarmee men zomaar zijn stad durft lastig te vallen. Hij gaat tekeer tegen Boanerges en de trompetter. Hij zegt hen: “Ik wil met jullie niet twisten op wiens gezag je hier komt.” Dat is hem wel duidelijk, hij weet dat best op wiens gezag men komt om de stad Mensenziel uit zijn heerschappij te krijgen. Het gezag dat daartoe geldig is, is immers Gods gezag. Hij heeft recht op de stad Mensenziel. Hij heeft recht op de ziel van de mens. En als men van Godswege het Woord des Heeren dus brengt tot de mens, dan kan de duivel nog zo tekeer gaan. Hij weet best dat hij eigenlijk geen zeggenschap kan doen gelden krachtens zijn roof, ja, krachtens de wijze waarop hij de mens aan zich getrokken heeft. Zijn rijk berust op roof en leugen. God heeft recht op de mens. En een ieder die het Woord Gods spreekt mag weten dat God recht heeft op ieder mensenleven. De duivel kan er niet eens over twisten. En zo spreekt dan ook Diabolus tot Boanerges en de trompetter. “Daarover wil ik niet twisten,” zegt hij.

Maar wat doet Boanerges? Hij laat hem kletsen. Boanerges richt zich niet eens tot hem. Al komt de duivel en al spreekt hij, dan richt Boanerges het woord toch niet tot hem. Hij doet of Diabolus niet bestaat. Wat een wijze les voor ons! Boanerges kijkt hem voorbij en hij richt zich tot de inwoners van de stad Mensenziel. Tot hen wil hij spreken. En dan gaat Boanerges hen vertellen: “O, laat het toch onder u bekend zijn, van wie ik kom. Ik kom van die grote Vorst El-Schaddaï. Hij is mijn meester en hij heeft mij tot u gezonden met een boodschap. Ik heb een lastbrief van mijn meester en ik kom in zijn naam tot u, o stad Mensenziel. O, wil toch luisteren. Als u hoort dan zal het u wel gaan. Dan zullen we ons gedragen als u vrienden en broeders. Dan hebt u van ons niets te duchten. Dan hoeft er bij u geen enkele angst of vreze of verschrikking meer te zijn. Maar als u volhardt in uw rebellie, weet dan dat we andere middelen mogen en kunnen gebruiken en ook zullen gebruiken.

Kapitein Overtuiging
Als Boanerges zijn redevoering gehouden heeft voor de inwoners van de stad en hij uitgesproken en zijn vaandel wappert, komt kapitein Overtuiging met zijn vaandeldrager. Daar staat hij met de bleke banier waarop het wetboek staat afgebeeld, waaruit de vlammen slaan. En dan gaat hij de stad voorhouden: “Wat was u eenmaal schoon, liefelijk en een lust voor het oog. U was één en al onschuld. En nu bent u een stad van leugen en bedrog. O, u hebt de voorwaarden van kapitein Boanerges gehoord. U mag luisteren naar het woord van El-Schaddaï. Geeft u gehoor? Geeft u zich over? Dan is de strijd beslecht. Dan bent u vrienden en broeders en ontvangt u genade en vergeving. Maar u hebt gerebelleerd en weet, als u zich verhardt, weet dan dat El-Schaddaï u kan verpletteren. Weet dat u niet kunt bestaan voor zijn toorn. Weet dat u al zolang hebt gezondigd, al vanaf dat u Diabolus toegelaten hebt in de stad tot heden toe. Wat al een zonden, wat al een ongerechtigheid, wat al een schuld! U hebt de wetten van El-Schaddaï, zijn goede rechtmatige wetten, verworpen. En u hebt gehoor gegeven aan Diabolus. O, u hebt de poorten gesloten voor hem die uw behoud zoekt. Ik wil u raden, gebruik de tijd van uw genade toch goed. Gebruik de tijd die u nu toch krijgt u ten goede. Diabolus is een aartsleugenaar. Luister niet naar hem. Maar verneder u toch voor El-Schaddaï. O, door ons wil hij immers met u onderhandelen. Hij wil uw dood niet. Hij zoekt uw sterven niet. Hij heeft geen lust in de dood van de zondaar, maar in zijn leven en zijn bekering.” Zo is Overtuiging bezig om zijn lastbrief te ontvouwen en om het woord van zijn zender El-Schaddaï aan de stad bekend te maken.

Kapitein Oordeel
Als kapitein Overtuiging uitgesproken is, komt kapitein Oordeel. Hij heeft een brandende oven op zijn banier. Ook hij brengt een boodschap, soortgelijk aan de voorgaande. Ook hij spreekt van de redding die wordt aangeboden en van de verlossing die gereed is. Hij spreekt van de vriendschap, van de broederschap die er mag zijn bij overgave. “Ik heb geen zelf bedachte boodschap,” kon ook hij zeggen. Ik kom niet in mijn eigen naam en met mijn eigen wijsheid. Maar ik kom als kapitein van El-Schaddaï. En zie, hij zoekt nog geen wraak. Maar weet wel dat El-Schaddaï u terneer kan werpen. Weet wel dat de poort van barmhartigheid niet altijd open zal zijn.” Hij kijkt naar zijn vaandel en dan zegt hij: “Weet wel dat de oordeelsdag komt, brandende als een oven. En dan zullen allen die de goddeloosheid doen als een stoppel zijn, die zullen vergaan. “Maar,” zo zegt kapitein Oordeel bij alle dreigementen, “weet dat u nu nog de scepter wordt toegereikt. Weet dat de troon ten gerichte wordt opgericht. Weet dat hij voor eeuwig kan verstoten.” O, als hij daar wat op doorgaat dan zouden de mensen kunnen zien, hoe dat Diabolus hun vorst sidderde. Die wist van dat eeuwige oordeel wat hem met de zijnen wachtte. Maar de stad Mensenziel wordt het oordeel aangezegd, opdat ze het ontvlieden!

Kapitein Strafoefening
Tenslotte spreekt ook kapitein Strafoefening nog zijn woord. Kapitein Strafoefening die in zijn vaandel de onvruchtbare boom heeft afgebeeld. Aan de wortel van die boom daar ligt de bijl en daar gaat hij over spreken. Hij vergelijkt de stad Mensenziel met zo’n boom. Hij spreekt van haar stinkende, van haar gruwelijke vruchten. Ze is onvruchtbaar voor God. En de bijl ligt aan de wortel. “O,” zegt hij,”weet dat, voor een boom omgehouwen wordt, eerst de bijl aan de wortel gelegd wordt. En dan duurt het maar even of de bijl wordt gepakt en de eerste slag valt. Ik kan de slag zo geven. Ik kan de bijl zo pakken. Nu is het de tijd tussen dat de bijl aan de wortel ligt en dat de bijl opgeheven wordt en de boom om gehouwen wordt en u als een onvruchtbare boom in het vuur geworpen wordt. Weet dat het geduld van God voor u niet eeuwig duurt. Zijn lankmoedig en verdraagzaamheid zijn wel groot. Kom, stad Mensenziel spreek.”

Toepassing
Zo zijn de kapiteins doende in de naam van hun zender El-Schaddaï. Zo zijn ze doende om de stad Mensenziel te bewegen tot overgave. Heeft u dat in uw eigen leven ook al gemerkt? Of heeft u die legermacht die van El-Schaddaï tot u kwam nog niet gezien! De duivel wil ook niet dat u het ziet. Niemand mag zijn hoofd boven de wallen uitsteken en naar dat leger kijken. “Keer je liever daarvan af en verzamel je waar Diabolus is.” Dat wil Diabolus. De Oorpoort dicht, gesloten voor het woord van El-Schaddaï. Of heb u toch die legers wel gezien? Die legers die op uw mensenziel afkomen. Heb u toch die gezanten, die de lastbrief ontvouwen en die komen in de naam van El-Schaddaï wel gehoord? Kent u ze: Kapitein Boanerges, Overtuiging, Oordeel en Strafoefening. Heeft u de kracht van het Woord in uw ziel wel gevoeld? Diabolus zegt dat zij het op uw ondergang gemunt hebben. “Ze hebben het op je verderf gemunt,” zegt de vader der leugenen. Dat zegt hij altijd, maar daar is niets van waar. Er wordt maar één ding gezocht en dat is: overgave en onderwerping aan El-Schaddaï. O, wanneer zal de ziel toch eens tot overgave en onderwerping komen? Spreek op, stad Mensenziel!

We zingen Psalm 2 : 6