Zingen Psalm 2 : 2
Schriftlezing Psalm 2
In de stad Mensenziel zwaait gouverneur Vastewil de scepter en zijn klerk Bedenken des vleses voert zijn wil uit. Zijn dochter Vleselijke Begeerlijkheid is getrouwd met zijn bediende Genegenheid. Zij hebben samen een goddeloos gebroed als nageslacht gekregen.
Zo is de hele stad Mensenziel verdorven. We hebben overdacht hoe meester Onwaarheid het kostelijk schone beeld van El-Schaddaï op de markt in stukken heeft geslagen, om daar een beeld neer te zetten voor zijne diabolische majesteit. Burgermeester Zinnelijke Lust heeft de plaats ingenomen van burgermeester Verstand. Zinnelijke Lust heeft geen oren en ogen, maar temeer boze lusten. De vroegere griffier Geweten is krankzinnig verklaard. De heer Godvergeter heeft zijn plaats ingenomen. Er is een nieuwe adelstand ingesteld en er zijn nieuwe forten gebouwd. Zo heeft de stad onder de leiding van Diabolus zich versterkt tegen El-Schaddaï. Maar dat alles kon voor El-Schaddaï niet verborgen blijven.
Bekendmaking van de overval van Diabolus
Al wat er gebeurde in de stad Mensenziel is aan El Schaddai bericht. Besef wel dat we hier spreken over een gelijkenis. We mogen hier niet alles overbrengen op de werkelijkheid van de zondeval. We mogen deze gelijkenis wel doortrekken naar de werkelijkheid. Zo beschrijft Bunyan dus verder in het verhaal hoe koning El-Schaddaï hoort wat er gebeurd is. Een boodschapper komt naar het koninklijke hof en verhaalt de verraderlijke aanval van Diabolus op de stad Mensenziel. Hij vertelt hoe kapitein Tegenstand door Tisiphone is doodgeschoten. Hij vertelt hoe de heer Oprecht, zo’n aangenaam man, dood ineen zeeg. Dat kwam door de kwalijke adem van Kwaderust; daar is hij als het ware in gestikt.
Bunyan verhaalt hoe daarna alle tegenstand weg was uit de stad Mensenziel en oprechtheid zoek was. De Oorpoort is geopend en het verschrikkelijke is gebeurd. Diabolus is de stad via de Oorpoort binnengedrongen en heeft de stad ingenomen. Hij heeft verschrikkelijke veranderingen tot stand gebracht. De trouwe getuige vertelt dit alles aan koning El-Schaddaï. Hij vertelt hoe burgemeester Verstand is opgesloten in zijn huis en men de ramen van zijn huis zelfs nog dicht wilde spijkeren. De griffier Geweten wordt voor gek versleten. Ook vertelt hij hoe Vastewil, die verschrikkelijke rebel, de dienst aan El-Schaddaï helemaal opgezegd heeft. Hij heeft als een verrader partij gekozen voor Diabolus, samen met zijn klerk en met zijn bediende. De getrouwe getuige vertelt van de nieuwe burgemeester en van de nieuwe griffier. Hij vertelt van de adeldom en van de nieuwe forten die er gebouwd zijn. Hij verhaalt alles van wat er in de stad geschied is en dat de stad nu bewapend is om een aanval van El-Schaddaï af te slaan.
Wat heeft die boodschap een ontsteltenis teweeg gebracht aan het hof van El-Schaddaï. Wat zijn zijn groten, zijn officieren, zijn edelen aan het hof, geschrokken van deze vreselijke boodschap. Maar zo niet Koning El-Schaddaï en ook niet zijn Zoon. Zij wisten het reeds. Het was voor hen geen verrassing. Ja, ze hadden het niet alleen voorzien, het plan tot herstel van de stad Mensenziel lag eigenlijk al gereed. Al wat nodig was tot het herstel was al besloten, hoewel de Koning nu wel openbaarde dat het hem smartte aan zijn hart. Er was droefheid bij de Koning en zijn Zoon, hoewel hij inzonderheid barmhartigheid wilde openbaren aangaande ellendigen. Die barmhartigheid kon niet verborgen blijven. De Koning en zijn Zoon trokken zich terug in hun binnenkamer om over het reeds vroeger vastgelegde met elkaar te overleggen. Het raadsplan lag al klaar: De stad Mensenziel zou heroverd worden en op zo’n wijze dat de Koning en zijn Zoon te meer eer en roem zouden krijgen.
Toepassing
U begrijpt wel wat Bunyan bedoelt in zijn gelijkenis. Hij denkt aan het eeuwige vredesverbond. Hij denkt aan de Raad des vredes, het verbond in God gesloten van eeuwigheid, gesloten tussen de Vader en de Zoon. Hij wil als het ware een gelijkenis geven in zijn vertelling van dat eeuwige vredesverbond, waarin de Vader met de Zoon overeengekomen is. In de tijd worden zondaren gered die een prooi zouden zijn geworden van de satan. Dat eeuwige Raadsplan lag zelfs al klaar voor de zondeval. De Drie-enige God kwam niet voor een verrassing te staan toen op de aarde die verschrikkelijke gebeurtenissen plaatsvonden. Al was er ontzetting in de hemel en al zal er bij de engelen, die geen alwetendheid wordt toegeschreven, bij het kennisnemen van al wat op de aarde geschied is, ontsteltenis zijn geweest. Maar de eeuwige God had Zijn raadsplan al van eeuwigheid klaar.
Immanuël zal Diabolus de oorlog verklaren
Dan zien we verder hoe dat de Zoon gereed is om te gaan doen wat nodig is. We zien hoe hij dat raadsplan uit gaat voeren in de wereld, in het heelal. De Zoon koestert medelijden met dodelijk bedroefden, maar niet met Diabolus. Er is een dodelijk haat in hem en een rechtvaardige toorn tegen die vuile lasteraar, tegen die leugenaar en verleider van de stad Mensenziel. Diabolus heeft het immers ook op zijn kroon en waardigheid toegelegd. De Zoon wil de dienaar van El-Schaddaï, zijn Vader, zijn. Hij zegt:”Ik wil uw dienaar zijn en ik wil de stad Mensenziel heroveren.” Daarvoor wordt vastgesteld dat de Zoon wel een lange reis moet maken. Hij zal een grote reis moeten ondernemen naar de landstreek van het heelal om te komen tot de stad Mensenziel. Hij zal reizen langs de weg van gerechtigheid en van waarheid. En hij zal dan doen wat nodig is om voor haar zonden en dwaasheden te boeten. Hij zal het fundament leggen voor de verlossing van de stad Mensenziel.
Deze Zoon van El-Schaddaï, wiens naam Immanuel is, zal de oorlog gaan verklaren. Ja, hij zal de oorlog beginnen tegen Diabolus om hem uit te drijven uit zijn sterkten. Het is wel heel duidelijk wat Bunyan op het oog heeft. Hij verhaalt in zijn gelijkenis wat Christus van eeuwigheid op Zich genomen heeft, namelijk: om te komen in de tijd, in de wereld en om te gaan lijden en sterven. Bunyan verhaalt dat Immanuel zal komen in een weg van gerechtigheid en waarheid. Zo is Christus in geen andere weg in deze wereld gekomen om daar voor de zonden en dwaasheden van Zijn volk te boeten. Christus is gekomen om door Zijn lijden en sterven het fundament te leggen voor de zaligheid van de Kerk Dat beschrijft Bunyan als hij in deze gelijkenis spreekt over het plan van de Zoon van El-Schaddaï, ja van het plan van de Zoon en zijn Vader. Het is het raadsplan wat van eeuwigheid gereed ligt.
Een vast verbond
Dan wordt aan het hof van El-Schaddaï, al wat overeengekomen is, ook vastgelegd. De opperste secretarie moet alles optekenen wat besloten is. Ook moet dit tot in de uiterste uithoeken van het rijk van El-Schaddaï bekend gemaakt worden. Een ieder moet weten van het verlossingsplan wat daar is voor de stad Mensenziel. Het is de wil van El-Schaddaï dat heel het koninkrijk van het heelal bekendheid zal krijgen met dat raadsplan. De korte inhoud van het raadsplan zoals die ook opgetekend wordt, is dat de Zoon van El-Schaddaï een verbond met zijn Vader heeft gesloten. In dat verbond verplicht hij zich, om de stad Mensenziel aan zijn Vader terug te geven. Dat doet hij uit kracht van zijn grenzeloze liefde. Hij zal de stad Mensenziel door zijn werk een groter geluk geven dan dat ze ooit heeft bezeten. Dat is de korte inhoud van het verbond dat nu wordt geopenbaard.
In de troonzalen is al vreugde, want de dienaren kunnen niet nalaten om, bij wat ze ook tot elkaar zeggen, daar ook iets van te vermelden. Ze zijn geheel en al vervuld met dat heerlijke raadsplan van El-Schaddaï en van zijn Zoon om de stad Mensenziel te redden. Overal moet het worden aangeplakt in het koninkrijk van het heelal en dat vanzelf tot grote ergernis van Diabolus. Hij vreest dat nu de machten zich verenigen om hem uit de stad Mensenziel te verdrijven. Ook nu begrijpt u wat Bunyan hiermee bedoelt. In zijn gelijkenis heeft hij er het oog op geslagen dat het de wil van de eeuwige God is dat Zijn eeuwige vredesraad bekend gemaakt wordt. Zo alleen kunnen zondaren uit louter genade zalig worden. Het is de wil van de eeuwige God dat het Evangelie des vredes tot aan de uithoeken van de wereld wordt verkondigd, opdat ze zullen worden toegebracht die de Vader van eeuwigheid daartoe verkoren heeft. En daarom moet het bekend gemaakt worden tot groot ongenoegen van de duivel. Zoals Bunyan dus in zijn gelijkenis verhaalt: “Tot aan de uithoeken van deze wereld.”
Duivelse tegenstand
Maar u begrijpt dat dit Diabolus niet aangenaam is. Dat stuit bij deze boze Reus, die de stad Mensenziel betrokken heeft, op groot verzet. Want ach, hoe zal hij nu zijn krachten moeten inspannen om de aanval van El-Schaddaï, of van zijn Zoon, tegen te staan. Hij heeft zijn plan al klaar en gaat dat uitwerken. In de eerste plaats, zo denkt hij, moet ik er voor zorgen dat dit goede nieuws in de stad Mensenziel niet bekend wordt. Ik moet zorgen dat niemand het hoort. Het moet voor de oren van de stad verborgen worden gehouden, opdat niemand in opstand komt. Als we dit doortrekken naar de werkelijkheid in deze wereldse bedeling zien we, dat als God wil dat Zijn Evangelie bekend gemaakt wordt, de duivel zegt: “Alstublieft niet.” Hoe minder het Woord van God verspreid wordt in de wereld, hoe liever het de duivel is. Hoe minder er aan bijbelverspreiding en aan zending gedaan wordt, hoe meer de duivel zijn zin krijgt. “Dat goede nieuws,” zo zegt Diabolus in de gelijkenis, “moet verborgen blijven voor de oren van de stad Mensenziel.”
Ook gaat hij trachten de heer Vastewil nog wat meer aan zich te verbinden. Hij vleit hem met zijn positie en maakt hem bekend dat er geen beste tijding voor hen is gekomen. Maar ze zullen zich verdedigen. “Denk erom,” zegt hij tegen de heer Vastewil, “dat er vooral bij de poorten goed de wacht wordt gehouden vooral bij de Oogpoort en bij de Oorpoort. Daar mag je de wachten wel verdubbelen.” Begrijpen we waarom die wachten bij de Oogpoort en de Oorpoort moeten staan?. Waardoor wil God binnendringen in een mensenleven? Toch door wat we zien en door wat we horen. En daarom moet daar van de duivel goed de wacht betrokken worden. De duivel zegt: “We moeten zorgen dat er niets naar binnengaat door wat men leest of wat men hoort. Want daardoor zou een mens bekeerd kunnen worden.” De duivel wil niet graag dat we een boek lezen wat God kan gebruiken voor ons hart. Hij wil niet graag dat we daar zijn waar we Woorden horen ‘die lieflijk zijn en harten treffen’. Dat wil de duivel nog niet graag. Hij is een felle tegenstander van alles wat naar binnengaat en u wat zou kunnen bekeren. Oh, doe maar niet wat de duivel wil. Die zou zeggen: “Lees maar niet teveel wat goed is voor je ziel. Lees maar niet wat de Heere door de werking van de Heilige Geest kan gebruiken in je hart. Lees het maar niet.”
Maar dan zeggen wij: “Lees het maar wel!” Luister maar niet naar de duivel. De duivel zegt dat we maar niet teveel moeten luisteren naar dingen die van God komen en je hart zouden kunnen treffen. Daarom wil hij de wacht bij de Oogpoort en bij de Oorpoort wel verdubbelen.
Diabolus wil de stad Mensenziel verdedigen en hij zegt tegen Vastewil dat hij voor de wacht moet zorgen. Dat is de Vastewil van vijandschap en verzet tegen God. Diabolus zegt dan verder in de gelijkenis: “De stad moet zich niet weer in de slavernij begeven waarin zij weleer leefde. We zullen haar er van weerhouden om weer terug te vallen in de macht van koning El-Schaddaï. Zodra er ergens onrust in de stad ontstaat, gaan we dat bezweren. Dan moeten we gelijk ingrijpen en zorgen dat het weer rustig wordt.
Toepassing
We gaan maar weer gelijk de toepassing maken. De duivel kan niet hebben dat het onrustig wordt in ons hart. Als er beroering is in een mensenleven en als er overtuigingen zijn, wil de duivel dat niet. Daarom moet het rumoer in de stad Mensenziel gelijk onderdrukt worden. De Heere Jezus zegt het zo: “Wanneer een sterk gewapende zijn hof bewaart, dan is al wat hij heeft in vrede.” Die sterk gewapende, de duivel, wil de mens in rust houden. Ja, hij wil ze in de valse rust van de lijdelijkheid houden. Enige beroering kan de duivel niet hebben. Weet dus, dat als u wat ontroert bent dat u nog niet bekeerd bent. Maar weet wel dat de duivel het niet graag ziet. O, als u bewogen bent onder het Woord van God en als er geschud wordt aan uw levensboom, dan wil de duivel dat u in valse rust en in valse lijdelijkheid terugzinkt. Het rumoer moet zo gauw mogelijk onderdrukt worden.
Diabolus wil ook dat er opgepast wordt voor wie er binnenkomt in de stad. Niet iedereen mag toegelaten worden in de stad. Alle mensen die handel komen drijven, moeten goed onderzocht worden. Hij zegt: “Stel je voor dat het boodschappers zijn van El-Schaddaï en dat ze op die wijze binnenkomen om de stad Mensenziel weer uit mijn macht te ontfutselen.” De duivel is toch zo bang dat er iets een mensenleven binnenkomt wat van God is en dat kracht zou doen. Hij zou dat niet willen. Zijn wij zijn gewillige slaven nog?
Tenslotte zegt Diabolus nog tegen de heer Vastewil: “Je moet ook overal in de stad spionnen uitzenden. En die moeten voortdurend in de gaten houden wat eventueel werkzaamheden kunnen zijn van El-Schaddaï. Je moet toezien of er werkzaamheden zijn die de stad tegen mij in opstand brengen. Stuur de spionnen maar overal heen.”
Zo is de duivel doende om de mens, die hij dreigt kwijt te raken, toch maar in zijn macht te houden. Hij is heel erg bij de tijd en ziet goed wat de bewegingen in een mensenleven zijn. We hebben wel een sterkere Kracht nodig dan de onze om hem eronder te krijgen. Maar Die is er! Daar zal het in het vervolg over gaan. Ook Paulus zegt al dat hem de listen van de duivel niet onbekend zijn.
Diabolus gaat voort om zichzelf en de stad sterk te maken tegen een aanval van El-Schaddaï. Hij vraagt daarom ook een nieuwe eed van gehoorzaamheid aan de inwoners. Zij moeten zweren om nooit Diabolus te zullen verlaten en nooit meer zijn wetten te zullen veranderen. Ze moeten een eed van trouw zweren. “Een verbond moeten ze sluiten met de dood en een voorzichtig verdrag met de hel, “ zoals er in Jesaja 28 ook staat. Daartoe weet Diabolus ze te bewegen en die dwaas denkt dat dit verbond nooit meer teniet gedaan kan worden. Maar dan onderschat hij de macht van El-Schaddaï, zoals we ook in Jesaja 28 kunnen lezen. Dat verbond kan wel teniet gedaan worden. Maar Diabolus tracht toch zo de mensen te bezweren om bij hem te blijven. En zo zegt hij: “Blijf trouw aan mij, uw vorst.”
Vuile zonden
Hij heeft nog een list om de stad in zijn macht te houden. Hij wil ze nog meer tot uitspattingen bewegen. En hij wil ze tot nog meer zonden verleiden. Hij heeft een heer die de naam Vuil draagt in zijn dienst. Deze heer Vuil is een beestachtig persoon die hij zaken op geschriften laat stellen. Die geschriften moet Vuil boven de poorten van de stad bevestigen. Dat zijn eigenlijk zaken die de mensen moeten verleiden tot uitspattingen in de zonden. Je mag doen wat je wil. Weet u wie alleen veroordeeld worden? Die mensen die anderen belemmeren om zich uit te leven. Die mensen moeten gestraft en veroordeeld worden, want een ieder moet vrijheid krijgen om zijn zinnelijke lusten uit te leven, zoveel het kan. Diabolus weet wel dat als de mensen dat doen, ze zwakker worden. Dan zijn ze ongeschikter om ooit nog naar verlossing te verlangen. Dan begeren ze straks helemaal geen verlossing meer. En dan zullen ze er ook zeker niet meer op hopen, zo denkt hij.
Er zijn er wel die in die strik van Diabolus gevallen zijn. Er zijn er wel die tot uitspattingen in de zonde zijn bewogen door de duivel. En die daardoor te minder naar verlossing durfden te verlangen. Of er waren mensen die misschien wel zo zeer bedwelmd waren door de giftige zoetheid van de zonde, dat ze geen ander leven meer begeerden. Daar zijn er die in die weg ook niet meer durven hopen. Ze geloven Diabolus als hij zegt: “Hoe groter je zonden zijn, hoe minder kans er is op barmhartigheid.” Maar dat zegt Diabolus! Dat is zijn list in deze. Hij denkt: “Zonde, zonde en nog meer zonde, hoe groter de zonde, hoe minder kans dat je ooit nog genade en barmhartigheid krijgt.” Zo probeert hij de stad Mensenziel meer en meer te vervreemden van haar oorspronkelijke Koning El-Schaddaï.
Ja, Diabolus hoopt zelfs dat als de heer Vuil nu wat bereikt en als de opschriften boven de poorten de losbandigheid bevorderen, dat dan Vorst Immanuel misschien wel nooit zal komen om de stad te verlossen. Dan ziet hij misschien wel van zijn verlossingsplan af, want Vorst Immanuel is evenals zijn Vader heilig. En als de stad dan zo vuil en zondig is, kan dat nooit met elkaar in overeenstemming zijn.
U voelt wel wat hier de betekenis is van deze gelijkenis. Bunyan wil daarmee zeggen dat de mensen die vuil zijn door hun zonden, die in hun ongerechtigheid zo diep ingezonken zijn, dat ze moeten zeggen met de melaatse: onrein, onrein, denken dat God zich over hen nooit zal ontfermen. En dat die zondaren dan ook wanhopen aan barmhartigheid en vrezen dat zij nooit meer verlost en zalig zullen worden. Maar dat wil de duivel en dat is de vader der leugenen! Hecht toch niet zoveel geloof aan hem! Gun hem die eer toch niet.
Een duivelse leugen
Dan doet Diabolus nog een poging om de stad Mensenziel tegen El-Schaddaï en tegen Vorst Immanuel sterk te maken. Of eigenlijk wil hij de stad meer achter zich zien te krijgen en te houden. Hij verbreidt de leugen onder de inwoners van de stad Mensenziel dat El-Schaddaï met een groot leger komt om hen te verderven. Let vooral op het laatste: “om hen te verderven.” Dat El-Schaddaï komt met een groot leger dat was de waarheid. Maar het “om te verderven” is een leugen. De duivel maakt alom bekend dat El-Schaddaï komt om te verwoesten en te verderven.
De duivel doet dat nog. Overal waar het Evangelie gepreekt wordt en waar hij het niet meer tegen kan houden, gaat hij zeggen dat God het op onze ondergang gemunt heeft. Hij zegt:” God zoekt je ondergang. God zoekt je verderf en komt om je in de hel te werpen. Geloof dat alstublieft.” Bent u nog zo dat u de duivel hierin gelooft? God heeft het niet op ’s mensen ondergang gemunt, waar Zijn Evangelie verkondigd wordt. Dat zegt de duivel, dat zegt vorst Diabolus!
De leugens van Diabolus
Tenslotte gaat Diabolus nog een redevoering houden op het marktplein van de stad Mensenziel. De hele burgerij wordt opgetrommeld. Ze moeten allemaal samenkomen om te luisteren naar een redevoering van hun nieuwe vorst en koning: de Reus zijne diabolische majesteit Diabolus. Hoewel de redevoering die hij houdt, doorspekt is met leugens, luisteren we er toch maar naar. Weet u hoe er eigenlijk naar moet luisteren? Dat bezien we in het volgende voorbeeld: Bij de communisten hebben we eens gelezen dat er vroeger boeken verspreid werden die vol stonden met lasterlijke aantijgingen tegen de Bijbel. Van het begin tot het eind stonden deze boeken doorspekt met lasteringen tegen Gods Woord. De christenen kochten die boeken. Weet u waarom? Omdat er zoveel teksten in stonden! Ze misten vaak een Bijbel en ze wilden graag Bijbelteksten hebben. Die teksten stonden toch in die boeken. De christenen haalden die teksten eruit en die lazen ze. Bij gemis aan Bijbels gebruikten ze toen die boeken toch zo toch nog ten goede. We moeten hiervan leren bij die redevoering van Diabolus. U moet al het vergif en venijn wat hij daarin verkondigt maar zo beluisteren dat u zich aangezet voelt tot het tegenovergestelde van wat die vader der leugenen zegt.
Diabolus houdt zijn redevoering in de stad Mensenziel voor de burgers. En hij spreekt zijn onderdanen toe. Hij gaat hen vanzelfsprekend zijn eigen lof en grootheid weer verkondigen. Hij zegt hoe goed hij wel is geweest voor de stad Mensenziel. Hij zegt: “Ik heb u zoveel vrijheden gegeven en zulke grote voorrechten gegeven dat u mij wel dankbaar mag zijn. Maar we moeten onze vrijheid beschermen en nu heb ik post gekregen van Lucifer. Lucifer heeft mij een brief gebracht en hij heeft mij bekend gemaakt dat El-Schaddaï een leger werft om tegen u in het geweer te komen. Hij wil u heroveren, omdat u mij trouw hebt gezworen. O, weet dat El-Schaddaï komt met een legermacht. Hij zal u met wortel en tak uitroeien. Hij komt om te verderven.” En zo gaat hij verder met vleiende stem: “Ik kan de stad wel ontvluchten. Ik kan wel voor mezelf zorgen, maar dat doe ik niet. Ik voel me zo hartelijk aan u verbonden, dat ik u niet verlaat. O, ik zal met u staan of ik zal met u vallen. Ik ben u trouw.”
Alsof Diabolus buiten de stad Mensenziel nog wel iets had dan de hel! Verder had hij niets. Hij doet het wel mooi voorkomen, maar uiteindelijk zou de duivel heel arm zijn als hij geen mensen meer had. De duivel wordt bewaard en het is zijn laatste vesting op de wereld die hij wil behouden. Maar de mensen zijn verblind door zijn vleiende redevoering. Ze zeggen dat een ieder sterven moet die Diabolus niet trouw blijft. Dat is de taal van de inwoners de stad Mensenziel. Dat is nog zo! Als we het doortrekken naar de werkelijkheid in deze wereld zien we de haat die opkomt tegen degenen die de duivel ontrouw worden. Dan is er haat tegen hen die niet meer naar de wetten van de boze kunnen leven en die zijn wil niet meer kunnen doen…
Diabolus vervolgt zijn redevoering: “Het is tevergeefs voor u om op genade van El-Schaddaï te hopen. Hij zal er wel over spreken als hij komt. O, ongetwijfeld zal hij ook over barmhartigheid spreken, maar geloof hem niet. Hij wil u met die list vangen en hij zal u doen wentelen in uw bloed. Ik kan u maar één raad geven: geloof niet, geloof niet, geloof niet, wat straks El-Schaddaï zal verkondigen! Maar staat het alles tegen en weet dat hij niet dan ongeluk in de stad zal brengen. De mensen die ik aangesteld heb, de mensen van het laagst allooi die ik tot de adeldom verheven heb, zullen hun posities verliezen.” Daarin heeft Diabolus deels gelijk. We horen Diabolus vervolgen: “En daarom u heeft niets dan kwaad van hem te duchten. Hij zal de stad vast en zeker weer terug brengen tot de ergerlijke slavernij waarin u verkeerde. O, u krijgt het nooit zo goed als bij mij,” zo klinkt zijn vleiende stem.
Toepassing
Heeft de duivel dat tegen u ook wel eens gezegd? De duivel zegt nog altijd dat we het nooit zo goed krijgen als bij hem. Dat zegt hij nog tegen de mensen die hem gewillig dienen en die hun eigen leven nog leiden zonder God en zonder Christus. De duivel zegt: “Het gaat toch goed zo, we hebben het toch best? Denk je dat het leven van Gods kinderen zo aangenaam is? Dat is allemaal narigheid en zwarigheid. Dat is allemaal nood en ellende. Dat is allemaal angst, droefheid en benauwdheid.” Dat maakt de duivel zijn onderdanen wijs. Hij zegt: “Je hebt het nooit zo goed als bij mij.” Maar het is de vader der leugenen die dat zegt en hij weet er niets van. En u begrijpt er misschien niets van, maar het is geen waarheid. Nooit heeft de stad Mensenziel het zo goed gehad als onder de heerschappij van El-Schaddaï. En nog beter zal het worden als straks Vorst Immanuel komt, en hij de deugden van El-Schaddaï zal verheerlijken.
Diabolus gaat voort met spreken. En dan komt hij weer met zijn halve waarheden, die niemand goed begrijpt. Hij zegt tot de stad: “U krijgt het nooit zo goed als bij mij. Weet u wat de trompetten van zijn leger straks uit zullen schallen over de stad? Bloed, bloed, bloed! Dat zal de eis zijn die weerklinkt van zijn trompetten.” En begrijpt u wat hiermee bedoeld wordt? Het betekent: zonder bloedstorting, geen vergeving. Gods gerechtigheid eist immers genoegdoening. Dat is de betekende zaak, van wat hier Bunyan zegt. De wraakvorderende gerechtigheid eist bloed. Maar wie zal het bloed storten? Heeft Christus het bloed niet gestort dat nodig is voor de verzoening der zonden? En dan krijgt de wraakvorderende gerechtigheid genoegdoening, door het bloed van de Heere Jezus Christus. Dat bloed dat zondaren kan bevrijden van alle schuld en van alle straf. Maar dat vertelt Diabolus niet.
Het harnas dat Diabolus geven wil
Diabolus maakt de inwoners van de stad Mensenziel verder bekend dat hij hen zal helpen om zich dapper te verdedigen tegen de komende strijd. Hij zegt: “Ik heb een harnas voor u. Kom naar mijn kasteel, daar heb ik voor ieder die wil strijden een harnas. Een ieder is daar welkom en die krijgt van mij een helm, een borstharnas, een zwaard en een schild. De helm die ik de mijnen geef, is de helm van de hoop dat het toch nog wel goed met u zal aflopen. We zien hier het tegenovergestelde van de wapenrusting Gods. (Efeze 6} De helm die Diabolus geeft, is niet de helm van de hoop der zaligheid die Christus de Zijnen geeft. Het is de helm van de hoop dat het toch nog wel goed met u zal aflopen. Dat is de helm van de hoop die alle mensen dragen, die voorgeven vrede te hebben. De mensen die zich gerust stellen met valse vrede dragen allemaal die helm van hoop dat het best goed met hen zal aflopen. Al leven ze nog zo goddeloos.
”Met die helm,” zegt Diabolus, “ ben je gewapend tegen iedere spies, tegen ieder zwaard,of tegen iedere pijl. Als je die helm maar op je hoofd heb, zal niets je verwonden.” Begrijpt u het? Het is die helm van de ijdele hoop die de mens voortdurend gerust stelt en zegt dat het met hem wel goed zal komen. Die mens kijkt niet zo nauw naar zijn leven en let niet zo nauw op zijn zonden. Die mens maakt zich ook niet zo druk. Die helm wordt gedragen door allen die voorgeven dat ze vrede hebben. “Al leven ze nog zo goddeloos,” zegt Bunyan. Wat lopen er veel mensen met die helm op. Weet u wat nu het verdrietige is? Dat je zulke mensen niet kunt treffen. Ja, daar geeft de duivel juist die helm voor. Geen pijl die er raak is onder de preek, want ze zeggen voortdurend: “Het zal met mij nog wel goed aflopen.” Geen zwaardslag van het Evangelie die hen treft. Er is geen spies die hen raakt, omdat ze zich bij voorbaat al gerust stellen. Ze leren niet te wanhopen, maar dragen de helm van valse hoop. Zie, hij komt uit het wapenhuis van Diabolus.
Het borstharnas moet van ijzer zijn. Diabolus zegt: “Ik heb een borstwapen voor u. Dat heb ik zelf gesmeed en het is sterk en krachtig. Het is het borstwapen van het harde hart. O, dat wapen is zo hard als ijzer en zo ongevoelig als steen. Als je zo’n borstwapen hebt dan vertedert de barmhartigheid je niet en dan verschrikt het oordeel je niet. Dat borstwapen heb je nodig om onder mijn banier te strijden. Met dat borstwapen van een hard hart, ongevoelig voor barmhartigheid, niet te vertederen en onverschrokken als het hoort spreken over de oordelen, ben je een goed dienaar van mij,” zo zegt Diabolus.
“Ik heb ook wel een zwaard voor u,” zo spreekt hij verder. Een zwaard, dat is een tong, door het helse vuur gescherpt. Dat is een tong die niets liever doet dan lasteren en kwaadspreken, het liefste van El-Schaddaï. Maar ook kwaadspreken van zijn Zoon, van zijn wegen en van zijn volk. Diabolus zegt dat het een beproefd wapen is. En helaas dat is maar al te waar. Dat zwaard van de lastertong is scherp. Salomo zegt: “Daar is iemand die woorden onbedachtelijk uitspreekt, als de steken van een zwaard.” En zo treffen mensen elkaar wel met hun woorden, als met zwaardstoten. Daar is een zwaard van de duivel, een lastertong en dat is een best wapen in de strijd tegen God. Het is een goed wapen in de strijd tegen genade en tegen het koninkrijk van Christus. Het is een zwaard uit het wapenhuis van de duivel.
“Een schild heb ik ook, “zegt hij. Voelt u hoe alles tegengesteld is aan de wapens die Christus de Zijnen geeft? Christus geeft de helm der zaligheid aan de Zijnen. En Hij geeft het borstwapen der gerechtigheid. Dat is wel wat anders dan een hard hart. Christus geeft het zwaard des Geestes. Dat is wel wat anders dan het zwaard van die lastertong. Hij geeft ook het schild des geloofs. Wat voor schild zal dan Diabolus geven? Dat is vanzelf het schild van ongeloof. Diabolus zegt dat je met dat schild heel wat kunt tegen houden, wat van El-Schaddaï komt. “Weet u wat u dan moet doen,” zo zegt hij, “alles wat El-Schaddaï zegt moet u in twijfel trekken.” Maar zelfs Diabolus kan niet loochenen dat zo’n schild wel eens verbrijzeld is. “Maar,” zo zegt hij, “het staat zelfs geschreven in het boek der oorlogen van Immanuel, dat menig goed werk van hem door dat schild van ongeloof is weerstaan.”
Denk bij dit beeld eens aan Nazareth. De Heere kon op verschillende plaatsen geen wonderen doen vanwege hun ongeloof. En daarom wil Diabolus dat dit schild maar veel gehanteerd wordt. Hij zegt: “Geloof maar nooit wat Immanuel zegt. Geloof het niet als hij u van barmhartigheid spreekt en als hij u over het oordeel spreekt. Al zweert hij het zelfs.” En dat doet God in Zijn Woord.
Verder heeft Diabolus nog wel wat andere wapenen. Hij heeft ook nog een gebedloze en onverschillige geest. Iemand zonder het gebed en onverschillig, spot met het bidden om genade. Dat vindt Diabolus een sieraad voor zijn krijgers. Zo weet Diabolus zijn wapentuig te verkopen.
Zo zegt hij tenslotte: “Ik heb u bekleed met beproefde wapenen. Er zijn al heel wat dienaren van mij die dat wapentuig gedragen hebben. En wat hebben ze dapper onder mij gestreden. Er zijn heel wat dienaren die de helm van valse hoop ophebben. Er zijn heel wat dienaren die dat borstwapen van dat harde hart, hard als ijzer en ongevoelig als steen, in zich omdragen. Daar zijn er heel wat die dat zwaard, van die scherpe tong, die in de hel geslepen is, bij zich hebben en hanteren. En er zijn er heel wat die het schild van ongeloof dragen. Het zijn beproefde wapenen.” Wat heeft Diabolus er al velen mee in zijn macht gehouden. Hij zegt: “En waarom zou u dan toch nog om genade roepen? Nee nooit doen!”
Hij vervolgt zijn aanbeveling met:“Ik heb verder wel mokers en vuurbranders en de dood en verderf als wapenen tot uw beschikking. Bedenk dat u dappere onderdanen van mij dient te zijn. Wat heb ik u veel gegeven. Verdedig het maar! En als u staande blijft, zegt hij tenslotte, wat zul je dan een rijke erfenis krijgen. Als u staande blijft, dan wordt de hele wereld uw bezit. Ik maak u koningen, vorsten, edelen en opperhoofden.” Zo heeft Diabolus de mensen van stad Mensenziel gewapend. En zo hebben de mensen zich geoefend voor als het nodig zou zijn. Voor als het leger van El-Schaddaï, onder de leiding van Vorst Immanuel en zijn kapiteins, zou komen. Ja, de wachten zijn verdubbeld bij de poorten. Diabolus zelf trok zich terug in de vesting, dat is in het hart. Alles was klaar voor de verdediging als Vorst Immanuel zou komen.
Hoe strijden we?
Nu zouden we u willen vragen of dat bij u ook nog zo is. Is alles bij ons nog klaar om ons te verdedigen, als Vorst Immanuel komt? Kom, kijk het toch eens na bij uzelf! Onderzoek het toch eens als u hier nu zo hoort, hoe dat Diabolus ongeloof zaait. Hij liegt als het gaat over de heilige bedoelingen van de verkondiging van het Evangelie. Hij wil de mensen in zijn macht houden door zijn verschrikkelijke wapentuig, door zijn harnas, waar hij de zijnen injaagt. Opdat ze maar doorgaan met zich te verdedigen tegen de komst van God en tegen de komst van Christus in hun leven. We hopen dat Diabolus en zijn wapentuig voor u ontdekt zijn en dat hij ontmaskerd wordt als de grote vijand van uw ziel en zaligheid. Opdat u uit zijn heerschappij mag deserteren en onderdaan mag worden van Vorst Immanuel. Van Hem hopen we in het vervolg meer te horen. Maar we gaan nu ook al wat van Hem zingen.
Zingen uit psalm 2 : 4 en 6