Aan de zee van Galilea
Hier liep eens mijn Meester, hier kwam Hij nabij,
– waar ’t water nog klotst als weleer.
Hier riep Hij Zijn jong’ren te komen: “Volg Mij!”
– en hoor ik Zijn roepstem niet meer?
Hier zat eens mijn Meester, Hij leerde met macht,
– en luister ik nog naar Zijn stem?
Hier gaf Hij Zijn lessen, het Woord deed Zijn kracht,
– ervaar ik dit nu nog van Hem?
Hier voer eens mijn Heiland naar d’ andere kant,
– vrees ik ook geen duivel, als Hij?
Verloste bezeet’nen in Gadara’s land,
– bezet nu de boze niet mij?
Hier voeren Zijn jong’ren eens op Zijn bevel,
– hoor ik ook als Hij mij gebiedt?
Hij stilde de storm in hun kommer en kwel,
– vertrouw ik die wondermacht niet?
Hier vulde Hij netten, die scheurden vol vis,
– werp ik ze ook uit op Zijn woord?
En Petrus ervoer wat onwaardigheid is,
– heb ik Christus’ antwoord gehoord?
“Nu vang je de mensen, als vissen in ’t net,”
– ken ik die belofte aan ‘t meer?
De vangst is de Zijne; Hij grijpt wie Hij redt,
– vertrouw ik Zijn zorg tot Zijn eer?
Hier dwong Hij de Zijnen de zee op te gaan,
– hoor ik naar Zijn spreken met macht?
Hijzelf ging de berg op om voor God te staan,
– ken ik zo’n gebed in de nacht?
Hier liep Hij op golven en tegen de wind,
– ben ik in zo’n nood ook geweest?
Hij troostte Zijn jong’ren, beangst maar bemind,
– en was ik als zij, zo bevreesd?
Hier wandelde Petrus als Christus op ’t meer,
– heb ik zo op Christus vertrouwd?
Hij zag op de wind en de golven, zonk neer,
– en roep ik tot Hem om behoud?
Hier riep eens de Heiland, verlost van de dood,
– ken ik ook Zijn opstandingskracht?
Hij vroeg om wat toespijs, want Hij had het brood,
– vis ik ook voor niets in de nacht?
Hier klonken Zijn woorden voor eeuwen, zo luid,
– hoor ik naar dit duurzaam bevel?
Werp ’t net aan Mijn zijde, ter rechterhand uit,
– versta ik de zin hiervan wel?
Hier zijn al Gods vissen per stuk Hem gewijd,
– zie ik ook Zijn gaven als groot?
Maar ‘t eten voor hen heeft Hijzelf toebereid,
– en leef ook ik niet van Zijn brood?
Hier heeft toen de Meester tot Petrus gezegd:
– klinkt Zijn vraag nu nog na in mijn oor?
“Heb je, Simon, Mij lief? Breng Mijn schapen terecht,”
– en leid ik ook hen in Zijn spoor?
Hier liep eens mijn Meester, hier kwam Hij nabij,
– waar ’t water nog klotst als weleer.
Hier sprak Hij tot Petrus opnieuw: “Volgt gij Mij!”
– en ik hoor Zijn roepstem ook weer!
Toelichting
Als je aan de kust van de zee van Galilea loopt en je hebt enige kennis van hoe de Heere Jezus hier geweest is en gewerkt heeft, dan buitelen de indrukken over elkaar. Om er enig nut van te hebben, is het goed om je gedachten te ordenen en dat kan wellicht het beste door niet te snel allerlei gebeurtenissen aan je geestesoog voorbij te laten trekken, maar door er beurtelings even bij stil te staan, met een vraag naar de toepassing voor jezelf. Zo eindig ik hier ieder couplet met een vraag vanuit de geschiedenis aan mezelf te stellen.
De discipelen zijn hier eens door hun Meester geroepen; weet ook ik van zo’n roepstem van Hem? Hij leerde hier als machthebbende. En ervoer ik de kracht van Zijn onderwijs? Hij verloste hier uit de macht van de duivel. En hoeveel macht heeft de boze nog in mijn leven? Zijn discipelen voeren uit op Zijn bevel en ervoeren hoe het dan toch kan stormen. Heb ik wel vertrouwen in Zijn macht over de stormen in mijn leven? Bij de eerste wonderlijke visvangst sprak Petrus: ‘Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens’. En hij kreeg ten antwoord: ‘Vrees niet, van nu aan zult gij mensen vangen’. Waar Hij die belofte geeft, mogen wij erop vertrouwen. Doen we het ook? Christus was op de berg om te bidden, terwijl Zijn discipelen ploeterden op de zee. Maar Hij wandelde over de golven en wist toen hun vrees weg te nemen. Kan Hij het ook bij ons zo niet doen? Of zinken we als Petrus door de golven? Dan mogen we Hem om behoud aanroepen! En na Zijn opstanding heeft Hij aan de oever van deze zee Zijn opstandingskracht verheerlijkt toen Hij Zijn discipelen gebood het net aan de rechterzijde te werpen, want alleen aan Gods zijde zal er een goede vangst zijn. Maar van die vangst hebben Zijn discipelen niet gegeten, al waren alle vissen even groot. En dat Zijn Gods werken ook, waar Hij ons voor gebruikt, maar waar je toch niet van kunt leven. Eten mochten ze van wat Hij voor hen bereid had. Zijn vlees is waarlijk spijs! Petrus is aan de oevers van deze zee weer bevestigd in zijn ambt en mocht door de kracht van de door Christus gewekte liefde dienen en de Meester volgen. O, wat een lessen voor zelfonderzoek!