Een nieuw lied in een oude vorm
(recensie RD 1995)
Wij dreigen in onze tijd steeds verder weg te groeien van de geestelijke schatten, die er liggen in de verzen die ons voorgeslacht zong. De taal die men toen sprak en ook de begrippen die men han¬teerde, worden door de meeste mensen niet meer begrepen. Dat weegt nog eens extra als die verzen in het Duits zijn gedicht. Is er iets aan te doen, om ze dichter te brengen bij de mensen van deze tijd?, zo zal men bij de Evangelische Omroep gedacht hebben, toen Ria Borkent gevraagd werd de Bach-koralen in het Nederlands te verta¬len. Geen geringe taak! Maar de eerste proeve mag er zijn. De dich¬teres toont in de bundel Christen ben ik uit gemis de eerste resultaten van haar worsteling om de oude boodschap zowel in hedendaagse taal als in de oude vorm door te geven.
Wat is het geworden: een vertaling, een herdichting of een nieuw lied? Een vertaling die ieder woord recht doet en dan toch in de oude vorm gegoten moet worden, is een onmogelijkheid. Op de omslag van de bundel staat dan ook het woord “herdicht”. In haar Voorwoord zegt ze ervan, dat ze “soms op de huid van het Duitse origineel geschreven zijn, soms verder daarvan verwijderd. In alle gevallen is getracht een nieuw lied te schrijven, zingbaar voor de gemeente van nu.” Hierin geeft ze al aan, dat ook het herdichten haar niet het zwaarste woog. Ze nam de vrijheid van het origineel af te wijken, bepaalde gedachten niet weer te geven en eigen gedachten in te dragen; een ruime interpretatie dus van het woord “herdicht”.
Toch betekent dit niet, dat ze slordig omgesprongen is met de kern van de boodschap, zoals die in de oude verzen aanwezig was. Ze is niet gezwicht voor een tijdgeest die zelfs in kerkliederen niet meer wil horen van zonde en schuld, duivel, eeuwigheid of zaligheid, maar wil die “ontzagwekkende woorden van de Schrift”, zoals ze deze noemt, de taal van de gemeente laten.
Evenwel stelde de oude muzikale vorm ook zware eisen aan haar werk en het resultaat overziend, denk ik dat ze de elementen van het origineel in zich opnam om deze vanuit een persoonlijk gekleurde beleving weer te geven in nieuwe woorden, die deels ook werden opgeroepen door de voorgeschreven muziek. Laat ik het met een voorbeeld illustreren. Vers 17 van “Werde munter mein Gemüthe”, van Martin Janus luidt: “Jesus bleibet meine Freude,/ Meines Herzens Trost und Safft,/ Jesus steuret allem Leyde,/ Er ist meine Lebens Krafft,/ Meiner Augen Luft und Sonne,/ Meiner Seelen Schatz und Wonne./ O! drumb lass ich Jesum nicht/ aus dem Herzen und Gesicht.” Het is geworden: “Jezus, vreugde van mijn ogen,/ Jezus helder zonnelicht,/ tot de aarde neergebo¬gen,/ hebt Gij mensen opgericht./ Ja, Gij schonkt uw levenssap/ tot van harte beterschap,/ tot een groeiend vergezicht/ en een toekomst vol van licht.” Zeker, sommige verzen staan dichter bij het origineel, maar een vers als dit is tekenend voor de vrijheid die de dichteres zich veroorloofde. Dat ze op deze wijze ook nieuwe, diepe gedachten indroeg, bewijst alleen al de titel van de bundel, genomen uit de versregels: “Goed en zuiver en op¬recht/kan ik zonder u niet worden;/ christen ben ik uit gemis,/ daar veel te verwachten is.” Dit is een weergave van: “heilig, selig und gerecht/ sonder dich kan nimmer werden./ Herr, ich bleib ein Böser Christ,/ wo dein Hand nicht mit mir ist.”
De vraag dringt zich op: Wat is van het oude bewaard en wat is nieuw? De melodie is oud gebleven en hoewel in deze bundel niet weergegeven, zijn de hoogten en diepten, de warme klankrijkdom hiervan bekend. Deze vorm is oud. Het lied is grotendeels nieuw. De dichteres komt hier ook eerlijk voor uit en ziet het als een roeping: Zingt de Heere een nieuw lied! Daarbij heeft ze met vreugde gebruik gemaakt van veel van het oude. Wie deze werkwijze aanvaardt en het belangrijker vindt dat honing zoet is, dan de vraag waar ze vandaan komt, zal haar werk positief beoordelen. Toch denk ik dat het buiten de calvinistische traditie staat om liederen als deze voor de eredienst te gebruiken. Daar zingen we de berijming van Gods Woord. Voor andere plaatsen waar gezongen mag worden van Gods grote werken, bijvoorbeeld in onze gezinnen, mag er behoefte zijn – was het er maar meer – aan “een nieuw lied”. En laten we met deze dichteres dan zoeken naar een zuiver lied!
n.a.v. Ria Borkent, Christen ben ik uit gemis, 40 Bach-koralen herdicht, uitgeverij Kok-Kampen, 1995.