Caesarea Filippi

Caesarea Filippi

Waar eerst de stam van Dan zijn terafim vereerde,
waarna Jerobeam Gods toorn hier nog vermeerde
door ’t gouden kalf dat er door hem is opgericht,
daar heeft Herodes later nog een pantheon gesticht.

Juist daar heeft Jezus aan de Zijnen willen vragen,
hoe mensen Hem, de Zoon des mensen, zagen.
Wat was toen de belijdenis van Petrus recht en rein,
toen hij Hem de Messias, Zoon van God, beleed te zijn.

Waar afgodstempels tot ruïnes zijn verbroken,
is op een grote steen gegrift wat nooit vergaat:
Petrus’ belijdenis en ook wat Jezus heeft gesproken,
want zalig is wie op de Rotssteen Christus staat.

Dit konden vlees en bloed hem nimmer openbaren,
maar God de Vader, mocht Hem Christus hier verklaren.

Toelichting
Als we de naam Caesarea horen of lezen, denk we allicht aan de Romeinse legioenen die langs de kust van de Middellandse Zee gelegerd waren in deze keizerlijke nederzetting. Paulus heeft er gevangen gezeten ten tijde van de stadhouders Felix en Festus. Je kunt de ruïnes van die plaats nog bezichtigen. Maar er was nog een andere plaats die ook met de naam Caesarea benoemd werd. Ze ligt tegen de grens van Libanon, dus helemaal in het noorden van Israël. Vroeger, zo staat ook in dit gedicht, heeft de stam Dan hier gebiedsuitbreiding gezocht. Ze stalen daarbij een terafim, zo staat in het slot van het boek Richteren te lezen en dat is om een vorm van afgoderij te beoefenen! Al is het een indrukwekkende plaats als je er rondloopt, toch zijn er veel trieste gebeurtenissen die hier plaatsvonden. Koning Jerobeam heeft na de scheuring van het rijk zowel in Bethel als uit Dan een gouden kalf met een heiligdom erbij gesticht. De resten hiervan zijn bij de Tel Dan nog duidelijk te bezichtigen. En de geschiedenis stond hier niet stil. Herodes is hier druk geweest met het bouwen van afgodstempels. Kortom: een zondige omgeving. Daar is de Heere Jezus met Zijn discipelen naartoe gegaan. En daar heeft hij Zijn belangrijke vraag gesteld: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des Mensen, ben.’ O, daar is de belijdenis uit Petrus’ borst opgeweld: hun Meester is de Zoon van God, de beloofde Messias, de Koning van Israël. Onvergetelijke, indrukwekkende belijdenis vanuit de rijke beleving van de openbaring, die vlees en bloed niet openbaren, maar de hemelse Vader, zo zegt de Heere Jezus. Petrus mag daar horen een Rotsman te zijn, door Zijn staan op de Rotssteen, Wiens werk volkomen is. Toen ik er voor het eerst kwam, was de belijdenis van Petrus op een rots gegrift. Helaas was het later door orthodoxe Joden vernield. Maar de inhoud van die belijdenis is onverwoestbaar.
Kennen wij de openbaring die alle beschouwelijke kennis ver overtreft en die de Vader ons alleen geven kan?