Heel Israël zal behouden worden Bram Maljaars

Heel Israël zal behouden worden

Onder deze titel publiceerde dr. Bram Maljaars dit jaar een studie over Romeinen 11:26. Hij  wil in dit boek een complete exegese van dit tesktvers geven en noemt het in zijn aankondiging een verrassing dat de ‘traditionele uitleg van deze uitspraak een nadere precisering en een solide basis verkrijgt’. Daarbij doelt hij op de woorden ‘heel Israël’ als zouden die slaan op ‘de Ekklesia uit alle volkeren’. Hij is de overtuiging toegedaan dat Paulus in de besproken tekstwoorden niet spreekt over het volk Israël, maar dat hij de benaming betrekt op de Kerk van Christus van alle tijden en alle plaatsen.

Wie zijn boek leest, zal bemerken dat dit geen verrassende conclusie aan het einde van de studie is, maar een vooropgesteld oordeel, of wel een vooroordeel van de auteur. Hemzelf heeft het allerminst verrast, want onder de titel ‘Niet alleen Israël’ publiceerde hij in 1976 reeds zijn Israëlvisie. Dat boekje is volgens hem ‘nagenoeg doodgezwegen’. Ik kende het wel en heb er nogal uitvoerig aandacht aan gegeven in mijn gepubliceerde doctoraalscriptie ‘De toekomstverwachting van de Nadere Reformatie in het licht van haar, tijd, inzonderheid bij Jakobus Koelman’ (Kampen, 1990).

De auteur biedt ons hier een veel uitvoeriger studie en presenteert ze als ‘een rijpere vrucht van zijn inzicht in de Bijbelse toekomstleer, waarin hij ‘zijn benadering van de Israëlproblematiek naar academisch niveau heeft getild’. Hij spreekt van nauwgezetheid en evenwichtigheid en is zelf ingenomen met deze nieuwe studie. Hij geeft dan ook inderdaad een uitgebreide studie over deze tekst zoals we nog niet eerder zagen. Achtereenvolgens geeft hij in een inleiding verschillende interpretaties van de tekst en toont hij enkele ontwikkelingen aan in het exegetisch klimaat. In een tweede hoofdstuk legt hij zijn twijfels uit aangaande de gangbare uitleg. Hij verstaat hieronder de gedachte dat het om het Joodse volk gaat in de besproken tekst. In de derde afdeling brengt hij zoveel hem mogelijk is bezwaren in tegen deze gangbare exegese. In een vierde hoofdstuk bespreekt hij de uitdrukking ‘heel Israël’  en probeert hij vanuit andere Schriftplaatsen aan te tonen dat deze uitdrukking op de Kerk slaat. In hoofdstuk vijf toont hij de exegetische keus te maken dat Éfraïm’ bij Paulus op de heidenen slaat. Hij probeert in een zesde hoofdstuk vervolgens zijn visie te bevestigen uit enkele ander Bijbelboeken, terwijl hij zijn ‘nieuwe licht’ op Romeinen 11 wil laten schijnen in hoofdstuk zeven. In het achtste hoofdstuk probeert de auteur aan te tonen dat ‘het leven uit de doden’ waar Paulus in vers 15 over spreekt toegepast moet worden op de Kerk uit Joden en heidenen. Maljaars behandelt het onderwerp dus heel uitvoerig; aan het slot volgt een Engelse samenvatting, een flinke literatuurlijst en een beknopt zakenregister. Tevergeefs zoeken we naar een tekstregister; het had in een studieboek als dit zeker niet mogen ontbreken.

Het is niet mogelijk om binnen het korte bestek van deze bespreking alle onderdelen van deze uitvoerige studie na te gaan en zo nodig te weerleggen, Voor mij was het bijzonder opmerkelijk dat de auteur bij zijn studie zo’n andere opvatting huldigde dan ik zelf leerde kennen toen ik de Romeinenbrief eens in zijn geheel doornam met het oog op wat Paulus erin over Israël zei. Het was voor een lezing die ik erover moest houden en ik moet zeggen dat ik van mijn jeugd aan zijn Kuyperiaanse visie, die onder ons gemeengoed was, ook bij me had: Israël had zijn tijd gehad en er was niets bijzonder meer aan het volk, of het moest zijn dat het bijzonder oordelen te verduren had vanwege ongeloof. Bij een onbevangen lezen van de brief zag ik niet alleen welke voorrechten het volk vanouds gekregen heeft, maar ook hoe Paulus werkzaamheden had omtrent hun heil. Vanwege ongeloof is de verwerping verdiend, maar bij God vandaan zal het uit vrije genade nog ervaren dat Gods verkiezing onberouwelijk is en er een aanneming als een leven uit de doden wacht. Paulus spreekt van een verborgenheid en dat was het voor mij ook, maar ze mag niet onbekend blijven: na de volheid der heidenen zal geheel Israël zalig worden. Van harte stem ik met onze kanttekenaren in, die hier ook spreken over het Joodse volk. Dat is geen  moderne opvattingen, maar een exegese die leefde onder de oudvaders. Wie de lijst van Maljaars geraadpleegde literatuur nagaat, komt onder de indruk van zijn belezenheid, maar toch ook van zijn eenzijdigheid. Veelzeggend is welke namen van auteurs gemist worden en dan denk ik vooral aan oudvaders uit Engeland, Schotland, Nederland en Amerika. De kerkgeschiedenis blijkt bij hem weinig in tel te zijn, want namen als van Augustinus. Bullinger, Goodwin, Brakel, Durham, Koelman, e.a. zoekt men tevergeefs in de literatuurlijst, hoewel hij toch spreekt over ‘de traditionele exegese’. Je vraagt je dan af of hij bij zijn uitgebreide kennis van moderne auteurs geen weet heeft van wat vele van onze vaderen verklaarden ten aanzien Oudtestamentische profetieën en ten aanzien van de Romeinenbrief. Trouwens aan de profetische teksten uit het Oude Testament, die onze vaderen als beloften zagen voor een toekomstige bekering van Israël, geeft hij ook weinig of geen aandacht. Veel Nieuwtestamentische plaatsen die hierover spreken, laat hij onbesproken. Graag zou ik hem willen vragen waarom Maria in haar lofzang bijzonder spreekt over het opnemen van Israël, Gods knecht; waarom Zacharias zoveel aandacht geeft aan de beloften aan Israël en Simeon zelfs eindigt met: ‘Een Licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël’? En waarom spreekt de Heere Jezus erover allereerst gekomen te zijn voor de verloren schapen van huis Israëls? Is het ook niet opmerkelijk dat er op de Pinksterdag 3000 Joden bekeerd worden en dat Paulus op zijn zendingsreizen altijd eerste de synagogen bezocht om het Evangelie te verkondigen? Hij schrijft in Romeinen 1 dat het Evangelie een kracht Gods is, eerst de Jood en ook de Griek. Het zou goed zijn de preek, die MacCheyne over deze tekst hield na zijn terugkeer uit Israël, eens te lezen. En heel nuttig zou het zijn om ook de exegese van Brakel eens na te gaan.

Het lijkt erop dat Maljaars in zijn studeren zijn eigen opvatting vooropgesteld heeft om vervolgens te proberen deze te bewijzen, met weglating van veel teksten en Schriftgedeelten die er niet bij passen. In de wereld van de rechtspraak spreekt men wel van een kokervisie, als men te vroeg een oordeel velt. In deze studie zie ik de auteur steevast zoeken naar argumenten om de toekomstige bekering van Israël ongeloofwaardig te maken terwijl hij de moeite niet neemt de wezenlijke beloften die er heel de Bijbel door staan, te behandelen. Hij wil leren dat Israël voor God niet anders is dan Japan of Chili of welk ander land en volk dan ook, maar hij vergeet dat in Romeinen 11 de Joden nog steeds ‘natuurlijke takken’ heten van de olijfboom van Gods verbond. Wie Brakel kent, weet dat ook hij niet leerde dat alle Joden, hoofd voor hoofd, wedergeboren zullen worden en dat leren ook wij niet. We houden ons graag aan wat onze kanttekenaren bij Romeinen 11 zeggen. Er zal ook onder de Joden een bedeling zijn van Gods genadeverbond, zoals bij ons. Maar op grond van wast Paulus schrijft en zoals ook onze kanttekenaren en de meeste van onze oudvaders het uitlegden, geloven wij een in toekomstige vervulling van Gods beloften aan Zijn oude bondsvolk.

‘Heel Israël zal behouden worden’. Een kritisch onderzoek van de gangbare exegese van Romeinen 11, speciaal vs. 26, Bram Maljaars; uitg. Aspekt, Soesterberg, 2015; ISBN 978 94 6153 616 7; 299 pag.; prijs: € 19,95

C.J. Meeuse