Gethsémané (drie gedichten)

Gethsémané (1)

Ik mocht een blik slaan in Gethsémané,
mijn Meester nam mij op een steenworp afstand mee,
toen Hij geperst werd als een druif, tot bloed,
dat tot verzoening van de zonden vloeien moet.

Ik zag Hem na, toen Hij daar als een worm
in doodsnood kroop. Maar toen een helse storm
Hem tegenkwam, Hij tot Zijn Vader riep,
was ik verslapt, ik waakte niet, maar sliep.

Hoewel Hij driemaal dringend vroeg te waken
om biddend de verzoeker te weerstaan,
kon ik niet uit de strik van zelfzucht raken.

Pas toen Hij sprak: “Slaap voort… komt laat ons gaan”,
ontwaakte ik en zag mijn schande in ’t verzaken,
maar ook het wonder, dat Hij in mijn plaats wou staan.

Toelichting
Dit gedicht hoort niet helemaal in deze reeks gedichten over Israel. Ik schreef het voordat ik er ooit geweest was. Het geeft een ervaring weer, die ik had, toen ik als jong onderwijzer in Ridderkerk voor de klas stond en daar de kinderen vertelde over Christus’ lijden in deze hof. Ik ervoer toen dat ik niet boven de discipelen kon staan, die niets aan hun zaligheid konden toedoen. Ze sliepen, terwijl de Meester de last van hun zonden droeg en daaronder als het ware geperst werd. Het was of ik er tegenwoordig was, maar ook ik kon mezelf niet de baas, wakend blijven of ook maar iets doem in niet in verzoeking te komen. Het wonder van de woorden van Christus – eerst: “Slaap nu voort” en meteen erop volgend: “Sta op laat ons van hier gaan” – waren ook voor mij een wonder Evangelie. Hij ging door voor discipelen (en ook voor mij) die niets tot hun zaligheid konden toebrengen.

Ik plaats dit gedicht hier, omdat ik in een volgend gedicht spreek over: ‘Ik ben weer in Gethsémané geweest, ik was er al, maar dat was in de geest…’.

Weer in Gethsémané (2)

Ik ben weer in Gethsémané geweest;
ik was er al, maar dat was in de geest.
Nu stond ik, waar mijn Zaligmaker kroop
en waar Zijn bloedig zweet ter aarde droop.

Tussen de mensen deed een gids zijn werk;
verleidend hen tot in een Roomse Kerk.
Ik zag hoe men er handelswaar aanbiedt
en zoveel meer, maar Jezus zag ik niet.

O arme dwaas, die hier de Zaligmaker zoekt:
je vindt hier niets dan wat ook jou vervloekt.
Ons komen hier brengt ons niet nader tot
het heil, maar ’t voert ons eerder weg van God.

Nabij is hij, die ver van hier zijn rust
in Christus vindt, en die Hij slapend kust.

Toelichting
In een vorig gedicht schreef ik over een geestelijk bezoek in Gethsémané, tijdens een Bijbelles op de Kerstenschool in Ridderkerk. Vandaar dat ik hier kan schrijven: ‘Ik was er al, maar dat was in de geest’. Toen ik op de plaats zelf kwam, voelde ik dat je hier niet heen hoeft te gaan om de Zaligmaker te zoeken. Er lopen gidsen en er staan verkopers die allemaal de aandacht afleiden van waar het ons om moet gaan: de nabijheid van Christus. Maar Hij was hier niet.

Ik spreek in het tweede deel van dit sonnet de mensen aan die deze plaatsen bezoeken om er toch vromer door te worden of te denken dat het mee zal werken aan de vergeving van je zonden. Sentiment en eigen werken brengen ons niet tot het heil, maar ze zijn een vloek als we erop gaan steunen. Wie zijn toevlucht neemt tot iets hiervan, is ver verwijderd van het heil en wie hiervan wordt afgebracht en toch Christus Zelf in de geest leert vluchten, mag Zijn nabijheid ervaren.

Gethsémané (3)

De indruk die de oude bomen maken,
wordt overschaduwd door de Arabier
die al zijn koopwaar uitgerekend hier
opdringerig aan ons zoekt kwijt te raken.

Hier heeft dus Christus worstelend gebeden,
riep Hij Zijn Vader aan met droeve stem.
Ik voel mij minder en veel verder weg van Hem
dan Zijn discipelen, die hier niet streden.

Wat blijkt, dat deze plaats niet heilig is;
hier wordt het licht gedoofd tot duisternis.
Hier is het bloed, dat van de Zaligmaker droop,
o, dwaze pelgrim, niet voor geld te koop!

Wie, waar ter wereld, ’t Borgwerk door Gods Geest
ooit zag, is in Gethsémané geweest…

Toelichting
De eerste keer dat ik in Gethsémané kwam – ik schreef er vorige keer over – liet in mij een heel onaangenaam gevoel achter. De commercie tierde er welig. Opdringerig zocht men zijn snuisterijen juist hier aan ons kwijt te raken. Dit moest dan de plaats zijn waar Christus’ gebedsworstelingen plaatsvonden. Zijn discipelen sliepen op een steenworp afstand, maar ik voelde me nu veel verder van Hem verwijderd. Nee, je hoeft geen zogenaamde ‘heilige’ plaatsen te bezoeken om dichtbij de Heere te zijn, want deze plaatsen zijn zo heilig niet. Alles wat men hier te koop aanbiedt, heeft niets met het heil te maken. Het werkt eerder averechts. Het bloed dat hier gedropen heeft, moet aan de posten van ons hart worden gestreken en dat gebeurt als de Heilige Geest het bittere lijden en sterven van de Zaligmaker toepast in een dodelijk verwonde ziel. Daarvoor hoef je niet naar Israel af te reizen, maar we moeten geestelijk bij de Zaligmaker worden gebracht om de verse en levende weg die Hij door Zijn bloed baande naar de Vader, door het geloof te bewandelen. Zo wordt Zijn Borgwerk toegepast.