– een bede om de toerekening van het bloed van Christus –
2003
Huiveringwekkende woorden
Het waren huiveringwekkende woorden die het Joodse volk uitriep, toen Pilatus zich onschuldig wilde verklaren ten aanzien van de dood van de Zaligmaker. Het volk riep: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen. Pilatus had zijn handen gewassen voor de ogen van het volk en sprak: Ik ben onschuldig aan het bloed deze Rechtvaardigen. Gijlieden moogt toezien. Hij trachtte zich te ontrekken aan zijn verantwoordelijkheid, wat overigens niet kon. Hij wilde – zoals zoveel mensen – zich verontschuldigen. Maar bloedschuld laat zich zo makkelijk niet afwassen. Zijn pogingen om de schuld op de Joden af te wentelen hebben gefaald. De apostel Paulus schrijft aan de Galatiërs: Een iegelijk zal zijn eigen pak dragen (Gal. 6:5). Het volk wilde evenwel geen verantwoording afwentelen, maar de verantwoording op zich nemen. Zij wilden zich niet onttrekken en vermetel spraken zij de woorden die wij nu overdenken: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.Woorden die overigens een veel grotere reikwijdte hebben dan zij beseften, misschien ook wel dan wij beseffen.
Verschillende verklaringen
Ik zal u niet vermoeien met het opsommen van verklaringen die door de eeuwen heen gegeven zijn aan deze woorden. Hoe hier in de geschiedenis mee omgegaan is, zal ds. Sonnevelt overigens na de ochtendpauze met u behandelen. Ik zal nu trachten deze tekst vanuit de context van het gehele Woord van God met u te overdenken.
We zullen de woorden van deze belangwekkende bloedtekst op twee manieren met elkaar bezien. Allereerst willen we nagaan hoe het volk dit bedoeld heeft; zij wilden de verantwoording op zich nemen: Zijn bloed kome over ons. Wat hebben ze daarmee willen zeggen? In de tweede plaats willen we ook nagaan wat deze woorden in het licht van heel de godsopenbaring inhouden. En hoe daarom zeker verstaan en gebeden mag worden: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen. Ik wil voorop stellen dat we niet meedoen met hen die de betekenis van deze belangrijke woorden willen afzwakken. Er zijn namelijk verklaarders die – vanwege het antisemitisme en het misbruik van deze woorden. Wanneer ze tot aanleiding genomen werden om joden te vervolgen en uit te roeien, in afweer daartegen – de betekenis van deze woorden willen verkleinen. Ze proberen ze af te zwakken in de zin van: stel niet dat hele volk aansprakelijk voor wat een handjevol Joden heeft gedaan (zie b.v. P. Cammeraat, in Leren en Leven, III, 704, 705). Ook zijn er die zeggen: “God rekent hun dat niet toe; ze hebben het in onwetendheid gedaan,” enz. Bij zulke verklaarders wil ik me niet scharen.
Geheel het volk
Wij lezen in Mattheüs 27 in het begin van vers 25: En al het volk antwoordende zeide…. De Bijbel is geïnspireerd. Iedere keer als het gaat over de mensen die samenkomen bij de kruisiging van de Heere Jezus gaat het over de schare. ‘ocloi’ staat er dan in het grieks. ‘oclos’ betekent: de schare, de menigte. Maar hier staat dat niet. Hier staat ‘pas ‘o laos’, geheel het volk. Daar mag onze aandacht wel op vallen. Het volk heeft zich geopenbaard als – zoals Paulus het later zegt – vijanden van het Evangelie (Rom. 11:28). Het volk heeft zijn Messias verworpen. Die Hem aangenomen hebben, waren uitzonderingen. Het volk als zodanig heeft Hem verworpen. Zo moeten we deze woorden ook lezen. Zo hebben ze het zelf daar ook ervaren. We gaan dit eerst overdenken.
De ziel in het bloed
Zijn bloed kome over ons…, zo lezen we In de Bijbel is ‘bloed’ de aanduiding van een hoofdbestanddeel van het menselijk leven. De mens wordt ‘vlees en bloed’ genoemd. Het gaat hier om het bloed als hoofdbestanddeel van de mens. Want het woord ‘bloed’ staat voor de ziel. In Genesis 9:4, na de zondvloed, lezen we: Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult gij niet eten. Ook daar is sprake van vlees en bloed. Op veel plaatsen in de Thora, in de vijf boeken van Mozes, lezen we dat zo over bloed gesproken wordt.
In Leviticus 17:11 staat: Want de ziel van het vlees is in het bloed; daarom heb ik het u op het altaar gegeven, om over uw zielen verzoening te doen; want het is het bloed dat voor de ziel verzoening zal doen. In het bloed is dus het leven. Het bloed staat voor de ziel. Bloed vergieten is iemands leven nemen. Dat het bloed van iemand ‘op je komt’, ‘op je rust’, ‘bloed op iemand brengen’, het zijn allemaal een uitdrukkingen die aangeven dat er bloedschuld is, dat je schuldig bent aan de dood van iemand (zie ook Lev, 7:27; 17:10,11,14).
Bloed op iemands hoofd
Als iemands bloed op ons is, betekent dit dus dat we doodschuldig zijn. Er zijn ook teksten die dit ook aangeven bij zonden waardoor je zèlf de dood verdiend hebt; dan staat er dat je bloed ‘op je’ is, je hebt de dood verdiend. Zo staat er in Lev. 20:9: Als er iemand is, die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem. De uitdrukking wordt ook gebruikt bij de vrijsteden. We lezen in Deuteronomium 19:10: Opdat het bloed des onschuldigen niet vergoten worde in het midden van uw land, dat u de HEERE, uw God. ten erve geeft en bloedschulden op u zouden zijn. Bloedschulden op u. Als een lijk in het veld gevonden werd, dan zal men, zo lezen we: betuigen en zeggen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten. Onze ogen hebben het niet gezien. Wees genadig aan Uw volk Israël dat Gij, o HEERE! verlost hebt, en leg geen onschuldig bloed in het midden van uw volk Israël! Onschuldig bloed, als dat op je ligt, dan ben je doodschuldig! Zo kende men dit spraakgebruik.
Bij Rachab wordt gezegd door de verspieders (Joz. 2:19): “Zo zal het geschieden, al wie uit de deuren van uw huis naar buiten gaan zal, zijn bloed zij op zijn hoofd, en wij zullen onschuldig zijn; maar al wie bij u in het huis zijn zal, diens bloed zij op ons hoofd, indien een hand tegen hem zijn zal!” Dit is met vele voorbeelden aan te vullen. Denk aan de geschiedenis van Jona, waar we lezen in Jona 1:14: Toen riepen zij tot den HEERE, en zeiden: Och HEERE! laat ons toch niet vergaan om dezes mans ziel, en leg geen onschuldig bloed op ons; want Gij, HEERE! hebt gedaan, gelijk als het U heeft behaagd. Denk nog aan David als hij spreekt tegen die man die Saul gedood heeft: Uw bloed zij op uw hoofd want uw mond heeft tegen u getuigd zeggende: ik heb de gezalfde des HEEREN gedood (2 Sam. 1:16) En als Abner door Joab gedood is, zegt David: Ik ben onschuldig, en mijn koninkrijk, bij de HEERE, tot in eeuwigheid, van het bloed van Abner, den zoon van Ner. Het blijve op het hoofd van Joab en op het ganse huis zijns vaders (2 Sam. 3:28,29). Het bloed van een onschuldige rust op hen. Genoeg voorbeelden. Het zal u duidelijk zijn. Zo werd die uitdrukking gebruikt. Zo heeft het volk het begrepen.
Geen angst voor Gods gericht
Zij zeggen als het ware bereid te zijn de gevolgen van Christus’ dood te dragen, in de zin van: “Vind jij, Pilatus, Hem onschuldig? Denk je dat hier sprake is van bloedschuld door de dood van een Onschuldige? Die schuld zij dan op ons! Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!” Onverschrokken heeft men dat uitgeroepen. Geen angst voor Gods gericht! Huiveringwekkend, vindt u niet? Geen gewetensbezwaar om een onschuldige te doden. Brute goddeloosheid. Weliswaar door dodelijke blindheid, want blind zijn ze. Alle licht van het geweten is gedoofd. Ik denk dat er bij velen zelfs een trotse inbeelding is dat men iets goeds doet. De moord op de Zoon van God zien ze als godsdienst.
Zie, hoever de mens kan gaan met zijn ingebeelde vroomheid en zelfhandhaving, in eigengerechtigheid, Christus verachtend. Staan we er ver van af? Staan we erboven? Of kennen we het als een neiging van onze verdorven natuur? ’t En zijn de Joden niet…, zo dichtte toch eens Revius?
… en over onze kinderen
Hier betrekt men nu ook de kinderen bij. In het tweede gebod van Zijn heilige wet zegt God, dat Hij de zonden der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en het vierde lid dergenen die Mij haten. In Psalm 49 zingt de dichter: Stapt echter ‘t kroost, dat in der oud’ren woord behagen schept, op ‘t zelfde doolpad voort, de dood maait ook dier kind’ren leven af. Bloedschuld heeft men over zich uitgeroepen, en ook over het nageslacht dat in die weg verdergaat. Barmhartigheid is evenwel gekomen over degenen die er uit gehaald zijn, bijvoorbeeld op de Pinksterdag, en die gingen behoren bij hen Die God liefkregen…
Een sidderend sanhedrin
Later blijkt het Sanhedrin te begrijpen dat er wel eens sprake kon zijn van een bloedschuld. Ze zijn het kennelijk niet vergeten, de leden van het Sanhedrin. Wellicht herinneren ze zich die uitroep, die vermetele, die huiveringwekkende uitroep van het volk: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen! Stonden sommige leden van deze raad toen niet tussen de mensen? In ieder geval lezen we dat het Sanhedrin na Pinksteren wat angstig en krampachtig tegen de Apostelen zegt: Hebben wij u niet ernstiglijk aangezegd, dat gij in dezen Naam niet zoudt leren? En ziet, gij hebt met deze uw leer Jeruzalem vervuld, en gij wilt het bloed van dezen Mens over ons brengen (Hand 5:28). Of ze het begrepen hebben! Gij wilt het bloed van deze Mens over ons brengen! zo zegt men. Het is of het Sanhedrin dan toch al enige huiver voelt. Wat voor een schuld rust er op ons?
Onze kanttekenaren maken in het verband van onze tekst melding van de verwoesting van de stad Jeruzalem en van de tempel in 70 na Christus. Ze spreken van de 1.100.000 doden en de 97.000 slaven…
Bloed van martelaren
Er rust een bloedschuld op de vijanden van Christus. Dat heeft Hij Zelf ook gezegd. Ze hebben die op zich geladen door het vervolgen en doden van degenen die de Zijnen zijn: de martelaren. De vijandschap tegen Christus komt tot uitdrukking in het haten van degenen die Hem vrezen. De Heere Jezus memoreert dat in Zijn zevenvoudig wee over het farizeïsme, het judaïsme. Gij slangen, gij adderengebroedsels! zegt de Zaligmaker, hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? Daarom ziet, Ik zend tot u profeten, en wijzen, en schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen uit dezelve zult gij geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad; Opdat op u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, van het bloed des rechtvaardigen Abels af, tot op het bloed van Zacharia, den zoon van Barachia, welken gij gedood hebt tussen den tempel en het altaar. Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht (Matth. 23:33-36).
Bloedschuld. Het gaat hier over al het rechtvaardige bloed dat vergoten is op aarde van het bloed des rechtvaardigen Abels af tot op het bloed van Zacharia. Martelarenbloed. Hoort daar het bloed van Jezus niet bij? De Heere noemt het er niet bij! Maar men heeft toch uitgeroepen: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen? Denk er om dat het schuld is! Denk er om dat men strafwaardig is als men de Zaligmaker veracht en verwerpt. En toch: sta er niet boven! Besef goed dat wij niet geroepen zijn om straffen en oordelen, die rechtvaardig zijn en verdiend zijn, uit te voeren. Wij hebben doornen en distelen op de aarde verdiend. Maar wij gaan ze ook niet zaaien in onze tuin. Strafwaardig, jazeker. Maar zij die boosaardig menen oordelen te moeten gaan uitvoeren, zijn het niet minder. In hun hoogmoed verwerpen ook zij Christus en tonen, in het misbruik maken van onze tekst, de reikwijdte van de verzoening niet te kennen.
Geen martelaarsbloed
Ook zij, die alleen oog hebben voor de schuld, die de Joden door deze daad op zich geladen hebben, moeten zich nader bezinnen op de waarde van Christus’ bloed. Als Hij slechts stierf als martelaar, dan roept zijn bloed alleen om wraak! Van het rechtvaardige bloed van Abel tot het bloed van Zacharia de zoon van Barachia hebben moordenaars zo schuld op zich geladen. Maar de apostel zegt van het bloed van Christus heerlijker dingen dan van het bloed van die martelaren. Hij spreekt over de Middelaar des Nieuwen Testaments, Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel (Hebr. 12:24). Abels bloed riep naar de hemel om wraak. Maar de Heere Jezus vergoot vrijwillig zijn bloed om vergeving te kunnen geven, zelfs aan moordenaren. Zijn bloed roept niet om wraak, maar om vergeving! Zo bad Hij al, toen zijn handen en voeten aan het kruis genageld werden: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen (Luk.23:34).
Betere dingen
Wat staat er nu wezenlijk in de woorden van de tekst: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen? Zij die de woorden riepen, zagen dit niet. Zoals Bileam niet goed besefte wat hij profeteerde van de ster, die uit Jakob zou voortgaan, en de scepter, die uit Israël zou opkomen (Num.24:17); hij verstond de reikwijdte van zijn eigen profetie niet. Het was een Woord door de Almachtige in zijn mond gelegd. Zo besefte ook de hogepriester Kajafas niet wat hij zei, toen hij, na de opwekking van Lazarus sprak over de Heere Jezus: Gij verstaat niets; en gij overlegt niet, dat het ons nut is, dat een mens sterve voor het volk, en het gehele volk niet verloren ga. Johannes tekent er dan ook bij aan: En dit zeide hij niet uit zichzelven; maar zijnde hogepriester deszelven jaars, profeteerde hij, dat Jezus sterven zou voor het volk; en niet alleen voor dat volk, maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot één zou vergaderen (Joh.11:49-52). Dat zou Hij inderdaad doen uit Joden en heidenen en Kajafas heeft het voorzegd, zonder dat hij wist, wat hij zei.
Zo hebben nu ook de Joden, die uitriepen: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen! niet begrepen, wat ze zeiden. Ze kenden de Heere Jezus niet, en ze wisten niets van de waarde van Zijn bloed! Ze meenden dat het bloed was van een zondaar! Men heeft het perspectief niet gezien dat ligt in hun bede, de reikwijdte ervan niet verstaan. Men meende wellicht dat Hij schuldig was en zij onschuldig en zag de moord op de Zoon van God, verblind door vermeende eigengerechtigheid, als godsdienst, dus als dienst aan God! Maar Jezus was geen martelaar; Zijn bloed verschilt wezenlijk van hun bloed. Bloed van martelaren roept om wraak. Christus’ bloed roept om vergeving!
Bloed, gesprengd over het volk
We lezen in Exodus 24 hoe Mozes na de wetgeving op Sinaï het volk Israël met bloed besprengd heeft. Hij bouwde in de vroege morgen een altaar met twaalf kolommen en liet brandoffers en dankoffers van jonge ossen brengen. Het bloed ving hij op in bekkens. De helft ervan sprengde hij op het altaar. De andere helft sprengde hij op het volk. We lezen daarvan: Toen nam Mozes dat bloed, en sprengde het op het volk; en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de HEERE met ulieden gemaakt heeft over al die woorden (Ex. 24:4-8).
De tabernakel, de vaten, alles van de dienst werd met bloed besprengd. Dat is indrukwekkend geweest. Ziet u het niet voor u? De helft van die schalen met bloed staan er nog. En Mozes die doopt zijn hand erin, die doopt zijn hand, die schept met zijn hand. Een hand vol bloed en werpt het over het zondige volk. En weer neemt hij een hand met bloed en hij werpt het over het volk. En weer. Zo is het gegaan. En niet anders. Het heet in het Nieuwe Testament: het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel. Oudtestamentisch: een teken in de schaduwen van het bloed van Christus.
In Hebreeën 9 wordt ook over deze geschiedenis gesproken. Daar lezen we: Want als de geboden, naar de wet van Mozes, tot al het volk uitgesproken waren, nam hij het bloed der kalveren en bokken, met water en purperen wol, en hysop, besprengde beide het boek zelf en al het volk, zeggende: Dit is het bloed des testaments, hetwelk God aan ulieden heeft geboden. En hij besprengde desgelijks ook de tabernakel, en al de vaten van de dienst met het bloed. En alle dingen worden bijna door bloed gereinigd naar de wet, en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving (Hebr. 9:19-22). Al de schaduwen, de voorzeggingen uit de tijd van Mozes zijn vervuld in Christus en in Zijn offer. Daarom ligt in Zijn bloed vergeving, ook voor hen, die Hem verworpen en gedood hebben! Een schaduw: dat bloed kwam over het volk, over ouders en kinderen, als een teken van vergevende genade, als een teken van verzoening bij God vandaan voor doodschuldigen, een teken van het bloed van Christus.
Zoenbloed voor vijanden
Petrus wijst er in zijn tempelprediking op, dat de God Abrahams, Izaks en Jakobs Zijn Kind Jezus verheerlijkt heeft, toen de Joden Hem overleverden en verloochenden voor het aangezicht van Pilatus (Hand.3:13). Ze hebben de Vorst des Levens gedood, maar God heeft Hem opgewekt. Petrus vervolgt dan: En nu broeders, ik weet dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten. Maar God heeft alzo vervuld, hetgeen Hij door de mond al Zijner profeten te voren verkondigd had, dat de Christus lijden zou. Betert u dan, en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden (v.17-19).Zo wijst ook Petrus op de kracht van Christus’ bloed: het kan de vreselijke zonde van het verwerpen van Christus uitwissen!
Als we in dit licht de roep van het Joodse volk op ons in laten werken, dan mogen we zeggen, dat er in hun bede ook een strekking ligt, die ze zelf niet verstonden! Zij kenden slechts de toerekening van bloedschuld, maar hadden geen kennis van de kracht van het zoenbloed! Wij mogen nu beter weten! Het bloed der besprenging spreekt betere dingen dan Abel! Het roept niet om wraak maar om verzoening. Zouden we niet wensen dat de betekende zaak zou komen over het Joodse volk? Dat bloed, het bloed van Christus, de betekende zaak van het bloed dat Mozes sprengde, dat bloed dat kome over hen en over hun kinderen! Dat bloed dat betere dingen spreekt dan Abel. Zie, dat in die woorden veel groter reikwijdte, veel diepere betekenis ligt dan de Joden zelf verstaan hebben.
Onmisbare toepassing
We zullen het verstaan als we zelf het bloed nodig hebben. Als we zelf schuld kennen. Wat voor schuld? Schuld aan bloed van kinderen Gods. Schuld aan bloed van martelaren. Vreselijk. Als je de gemeente Gods vervolgd hebt, zoals Paulus. Vreselijk. Maar als je een vijand van Christus en van genade geweest ben en jezelf zo hebt leren kennen, dan sta je niet boven het Joodse volk, dat riep: Kruist Hem, kruist Hem! Als je jezelf kent als een vijand van het werk dat Christus kwam doen, maar ook mag leren hoe Hij kwam om Zijn bloed te vergieten om zo’n vijand met God te kunnen verzoenen. Dan gaan we er iets van begrijpen en dan wordt deze bede ook onze bede: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.Dan geef je niet het Joodse volk de schuld maar eigen je de schuld. Om in die weg om vergeving te bidden voor ons en voor hen. Dan versta je de woorden van Revius:
T’en sijn de Joden niet, Heer Jesu, die U cruysten,
Noch die verradelijck U togen voort gericht,
Noch die versmadelijck U spogen int gesicht,
Noch die U knevelden, en stieten U vol puysten.
T’en sijn de crijchs-luy niet die met haar felle vuysten
Den rietstock hebben of den hamer opgelicht,
Of het vervloecte hout op Golgotha gesticht,
Of over Uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten:
Ick bent, o Heer, ick bent die U dit heb gedaen,
Ick ben den swaren boom die U had overlaen,
Ick ben de taeye streng daermee Gij ginct gebonden,
De nagel, en de speer, de geessel die U sloech,
De bloet-bedropen croon die Uwen schedel droech:
Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.
Ds. C.J. Meeuse