2003
Gunnende genade
Toen Filippus de vervulling van Gods beloften ervoer, kon hij niet anders dan zijn hartsvriend Nathanaël daarvan deelgenoot te maken. Tenminste, dat was zijn verlangen. Daarvoor zocht hij zijn boezemvriend op. Hij wist hem wel te vinden. Nathanaël zat onder zijn vijgenboom, wellicht zijn bidvertrek. Hij was een man die zonder God niet leven kon en dus de Heere zocht, ja, de Messias verwachtte. Filippus en Nathanaël waren daarin vrienden, hartsvrienden. Ze verstonden elkaar als het over hun Godsgemis ging; ze koesterden eenzelfde verlangen, kenden dezelfde beloften, zagen uit naar de vervulling, maar konden die niet naar zich toehalen.
En nu, opeens was Hij er: de Messias! Zo had Filippus het ervaren. Zijn woorden: Volg Mij! hadden een wondere kracht op hem gedaan en hij wist het zeker: de Verlosser is gekomen, Hij Die Zijn volk zou zalig maken van hun zonden, had Zich aan hem geopenbaard! En dat moest zijn vriend horen. Genade maakt gunnend. En hoorde hij ook niet bij de bruid van Christus?!
Als Filippus zijn vriend gevonden heeft en de vijgenboombladeren terzijde schuift, roept hij zijn blijdschap uit: Wij hebben Dien gevonden, van Welken Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk Jezus, den zoon van Jozef, van Nazareth (Joh. 1:46).
Zonder Christus geen goed
Nathanaël is kennelijk door Filippus’ vreugdevolle woorden niet overtuigd. Hij beantwoordt ze met de bekende woorden: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Deze plaats stond niet in hoge achting; ze lag in het Galilea der heidenen, waar op godsdienstig terrein de duisternis heerste, zo was het gevoelen van deze oprechte man. Trouwens, zou de Messias niet uit Bethlehem zijn? De enthousiaste boodschap van zijn vriend riep bij hem alleen maar vragen op. Toch zou het blijken dat het misverstand van dit in duisternis gehulde kind des Heeren, spoedig weggenomen zou worden door de Zaligmaker Zelf. Nathanaël is, na de oproep van Filippus: Kom en zie! opgestaan en meegegaan, om te ervaren dat de Messias echt gekomen was om Zijn werk ook in zijn leven te verheerlijken, ja, hem tot een discipel van Hem te maken
Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Het lijken gevleugelde woorden geworden te zijn, die buiten dit tekstverband tot op de dag van heden gebruikt worden. Hoewel er veel verschillen zijn met de dagen van Filippus en Nathanaël, toch is er ook een overeenkomst: zonder het werk van de Zaligmaker Zelf zal er uit Nazareth geen goeds zijn. Dan is er ook nu niet meer dan duisternis, bij Joden, bij Arabieren en bij Christenen.
Werk in Nazareth
Het Deputaatschap voor Israël heeft na uitvoerig onderzoek besloten om in Nazareth een huis te zoeken voor de medewerker die benoemd is om in Israël een groot deel van het werk dat de deputaten in de achterliggende jaren zelf deden, over te nemen en uit te bouwen. Eind vorig jaar mocht het Deputaatschap voor Israël een sollicitatieprocedure voor het werk in Israël starten. Inmiddels is drs. M.L. Dekker benoemd.
Waarom nu in Nazareth een vestigingsplaats zoeken en niet in Jeruzalem of in Tel Aviv, zo kan dan gevraagd worden en het antwoord op zo’n vraag moet eenvoudig luiden: omdat we Gods leiding bij het zoeken naar een woonplaats hebben begeerd en hebben ervaren. Natuurlijk zijn er veel overwegingen geweest. Het hart des mensen overdenkt zijn weg, maar de Heere stiert zijn gang (Spr. 16:9), zegt Salomo. Met alle argumenten die in de overwegingen meededen, zal ik u niet vermoeien. Laat het u genoeg zijn dat we Gods leiding hierin ervaren hebben.
Bemoedigingen
Van 21 tot 24 januari jongstleden reisden ds. Sonnevelt – hij was negen maanden in Galilea werkzaam en kent de situatie ter plaatse – en ondergetekende (ds. C.J. Meeuse) daarom naar Nazareth om een aantal woningen af te gaan om te zien welke geschikt kon zijn voor ons werk en dan ook aangekocht kon worden. Twee uur voor vertrek ontving ik een e-mail van Irina, van de Joods-christelijke gemeente in Zhitomir (Oekraïne), waarmee we nauw contacten onderhouden. Ze schreef onder meer: “Herinnert u zich Marina, een Joodse zuster in onze gemeente? Twee van haar zoons emigreerden naar Israël, enkele jaren geleden en zij wonen in Nazareth. Zij gingen naar de kerk en een van hen bezocht onze gemeente als hij zijn moeder in Zhitomir bezocht. Marina en haar man bidden al lange tijd of de Heere in Nazareth een gemeente wil geven waarin met goed onderwijs. Toen ze hoorde dat u bezig bent om daar te gaan werken, zei ze dat ze met heel haar hart de Heere zal bidden dat de Heere daar deuren voor u zal openen. En wij bidden het met haar.”
U zult begrijpen dat dit een bijzondere bemoediging was, kort voor ons vertrek, op een niet ongevaarlijke, maar nodige reis. In Nazareth hebben we een zevental panden bezocht, die een relatie daar al voor ons uitgezocht had. De volgende dag hebben we een deskundige meegenomen om drie panden die ons het meest geschikt leken, nog eens te bekijken. We kwamen met zijn vieren tot de conclusie dat één woning het meest geschikt zou zijn; het is een ruim, niet zo opvallend huis van een tapijthandelaar, die naar een naburig dorp wil verhuizen.
Geen toeval
In de namiddag vertrokken we uit Nazareth, naar het zuiden, omdat we daar nog een tweetal ontmoetingen zouden hebben en ook een redactievergadering zouden bijwonen in Rishon LeTsion, van een christelijk Russischtalig tijdschrift, dat we samen met vrienden daar uitgeven en onder Russische Joden in Israël en Oost-Europa verbreiden. Wie schetst onze verbazing toen we ’s avonds in de lounge van ons hotel in Bat Yam een gesprek hadden met Tom Jameson, de voorganger van een Joods-christelijke gemeente, we daar opeens de tapijthandelaar uit Nazareth ontmoetten! Hij was daar voor een bar-mitsvah viering van een neefje. Maar in een land met 6 miljoen inwoners op een willekeurige plaats op 130 km afstand de man te ontmoeten die we die dagen tweemaal opgezocht hadden, daarbij mag je niet van toeval spreken! We voelden ons van hogerhand bevestigd in ons voornemen om met hem verder ter gaan. We hadden gebeden om een voorspoedige reis en de Heere heeft onze reis bijzonder voorspoedig gemaakt!
Verwachting
Inmiddels is aan het voornemen, na rapportage op het deputaatschap, uitvoering gegeven door een tweede reis waar, behalve onze secretaris, ook de beide penningmeesters, de ouderlingen Karels en Seip aan deelnamen. Zij mochten onderhandelen en kwamen tot overeenkomst met de verkoper, in tegenwoordigheid van een soort notaris.
Hoewel er ook nu mensen zijn die geen goed uit Nazareth verwachten, hebben wij goede moed om op de weg die voor ons geopend wordt, voort te gaan. Als het van ons moet komen, dan is er ook geen goed te verwachten. Maar onze verwachting is van Hem, Die tot Flippus zei: Volg Mij en van Wie Filippus zei: Wij hebben Dien gevonden, van Welken Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk Jezus, den zoon van Jozef, van Nazareth (Joh. 1:46). En Hij, Die Nathanaël onder zijn vijgenboom zag, weet nog wel wie Hij toe moet brengen. Hij zou er ons nietige werk voor kunnen gebruiken, zo we Hem volgen en van Hem getuigen. En wat zou het wonder groot zijn als er dan ook in Nazareth tot de belijdenis zouden komen die Nathanaël heeft afgelegd, toen Hij Jezus zag. Hij sprak: Rabbi! Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israëls(Joh. 1:50). Dit zal niet gebeuren door onze kracht, of door ons geweld, maar alleen door Gods Geest (Zach. 4:6).Wij vragen daarom uw gebed voor het werk dat verricht mag worden om de ‘beminden om der vaderen wil’. Gedenk dit volk, dat de eeuwen door zo geteisterd is en ook in onze tijd weer het mikpunt is van zoveel haat en verguizing. Moge de ware vrede gezocht worden in de man van Nazareth, Die de Koning der Koningen is. Door Hem zal uit Nazareth dan ook vandaag nog veel goeds voortkomen.
Ds. C.J. Meeuse