Onderstaande gedichten maakte ik voor de huwelijksfeesten van onze negen kinderen. De korte gedichten om bij geschenken op te lezen zijn ook gemaakt bij verlovingen, Vandaar die meerdere gedichten over een strijkplank – die ze meestal van ons als ouders kregen.
Onvergankelijke liefde
Wat is op aarde duurzamer dan goud?
Wat kan geen dood door haar geweld doen sterven?
Wat is nog sterker dan het graf? Wat houdt
Nog stand als alles eenmaal moet verderven?
Wat is nog heter dan de vuur’ge vlam?
Wat kan al ’t water van de zee niet blussen?
Wat kan men niet betalen ook al kwam
Men met miljoenen om haar zoete kussen?
Het is de liefde van de Bruidegom,
Die met Zijn bloed Zijn zwarte bruid wou kopen.
Door Zijn verdienste is de hemel open,
Als ik tot Hem door ’s Vaders trekking kom.
De Heil’ge Geest zal uit genade geven
Van God in Christus: eeuwig liefdesleven.
1 Korinthe 13
(wijs: Op bergen en in dalen)
Al sprak ik alle talen
Van mensen overal
Al zong ik de vocalen
Van eng’len zonder tal
Als ik de liefde miste
Dan was ik als metaal
Een tong die zoekt te twisten
Klinkt als een schel cimbaal.
Al kon ik profeteren
Door een bijzonder licht,
Verborgenheden leren
Op wetenschap gesticht,
Al kon ik zelfs geloven
Met kracht die bergen slecht
Als ik de liefde miste,
Was mijn geloof niet echt.
Al gaf ik al mijn have
Aan armen in hun nood
Mijn lichaam als een gave
Te branden tot de dood
Als ik dan nog zou missen
De liefde met haar daad,
Dan zou ik mij vergissen
En gaf het mij geen baat.
De liefde is lankmoedig,
Waardoor ze veel verdraagt;
Ze handelt gul en goedig,
Doet goed, ook ongevraagd.
Haar aard is niet mismoedig,
Jaloers of vol van nijd.
Lichtvaardig noch hoogmoedig,
Maar: goedertierenheid.
Die in de liefde wand’len,
Zijn nimmer ongeschikt.
Zij zoeken in hun hand’len
Wat anderen verkwikt.
De liefde wil niet krenken
Ze kent geen bitterheid
Ze wil geen kwaad bedenken,
Maar wat het hart verblijd.
Geen blijdschap vindt de liefde
In ongerechtigheid
Het kwaad dat and’ren griefde
Geeft haar droefhartigheid.
Haar vreugde is te horen
Wat waar is en oprecht
En meest zal ‘t haar bekoren
Als ‘t hart de waarheid zegt.
De liefde wil bedekken
Wat anderen ontsticht,
Ze wil vertrouwen wekken,
Z’ is zelf erop gesticht.
Zo hoopt ze alle dingen
Vanuit die goede grond,
Verdraagt ook alle dingen,
Haar hand ligt op haar mond.
De liefde zal beklijven
Ze blijft in eeuwigheid
Geen profetie kan blijven
Ze geldt voor deze tijd.
De talen zullen zwijgen
De kennis gaat voorbij
Dat het voor die ze krijgen
Hier toch ten dele zij.
Als eens de tijd zal komen
Waarin t gebrek vergaat,
De tijd van kinderdromen
Voorbij is, mij verlaat.
Dan zal het duister wijken
Waarin weerspiegeld is,
Wie ik straks mag gelijken,
Dan zie ik Hem gewis!
Straks mag ik Christus kennen,
Zoals Hij mij al kent,
En mij aan Hem gewennen
‘t Gezicht tot mij gewend.
Hier blijft geloof en hopen
en liefde deze drie.
Maar ’t meeste is de liefde
Die ik dan eeuwig zie.
Welkomst-zang:
(wijs: Gelukkig is het land)
Gelukkig is het paar,
dat, door Gods goede hand
geleid van jaar tot jaar,
kwam tot de huw’lijksband.
’t Is meer dan mensenwerk:
bevestigd in Gods kerk;
dat dan, dat dan, dat dan
uw band zij goed en sterk.
Wij wachten hier verblijd
op u, die ons nu vreugd
op deze dag bereidt:
wij zijn met u verheugd.
Uw liefde is van God:
een gave en gebod;
dat dan, dat dan, dat dan
Zijn wil zij ons genot.
Wij wensen u tesaam
een feestdag tot Zijn eer,
waarop Zijn grote Naam
en roem uw vreugd vermeer’.
Het kwade, groot of klein,
mocht ons tot vijand zijn;
dat dan, dat dan, dat dan
Zijn goedheid u beschijn’.
Welkomst-zang
(wijs: Op bergen en in dalen)
Wij zien het bruidspaar komen,
kom, blijde bruiloftsstoet,
uw plaatsen ingenomen
om hen een welkomstgroet
hier samen toe te zingen,
een vreugdezang met lof
voor Hem, Wiens zegeningen
zijn onze juichensstof.
God bracht u, bruidspaar, samen
door Zijn wijs albestuur.
Hij schreef u beider namen
met maand en dag en uur
van ’t huw’lijk nu gesloten;
Zijn raadsbesluit staat vast.
Niets wordt op aard’ genoten
of God heeft het gelast.
Zo willen wij belijden
dat God ons alles geeft
verdriet of blijde tijden,
die Hij geschapen heeft
om ons aan Hem te binden,
die weggelopen zijn,
maar die Hij weet te vinden
en roept, zo groot als klein.
Mocht deze dag Gods zegen
voor ieder zijn bereid.
Wij zijn erom verlegen
dat Hij ook ons geleidt,
zodat wij niet verdwalen
ver weg in ’s werelds lust.
Maar God ons eens zal halen
als bruid, Die Christus kust.
Welkomst-zang
(wijs: Wilt heden nu treden)
Wij heten u, bruidspaar,
op deze uw trouwdag
een hartelijk welkom
bij ons op uw feest.
Wij zijn hier uw gast
en danken u van harte,
maar God, Die u verbonden heeft
allermeest.
Wij wensen u, bruidspaar,
op deze uw trouwdag
de blijdschap der liefde:
een vreugdevol feest.
Die liefde is sterk,
ze leert elkaar te dienen.
Dien God, Die ze geschonken heeft
allermeest.
Wij hopen nu, bruidspaar,
op deze uw trouwdag
met u hier te vieren
uw huwelijksfeest.
Laat u onze komst
op deze dag verheugen,
maar Christus komst verheugt Zijn volk
allermeest.
Welkomst-zang
(wijs: O God, Die droeg ons voorgeslacht)
Daar komen bruid en bruidegom;
God bracht hen bij elkaar;
en wij, wij staan vandaag rondom
dit blijde huw’lijkspaar.
Wij bidden u Gods zegen toe
voor heel dit huw’lijksfeest.
Dat Hij Zijn schuren opendoe
voor ’t bruidspaar allermeest.
De volheid die de Heere heeft
van goed en van genâ
en die Hij aan Zijn kind’ren geeft,
sla elke gast hier gâ.
Zijn zegen rust’ op elke gast
die u die zegen wenst.
Waar God ze geeft, is ze gepast
en in Hem onbegrensd.
De Heere droeg uw voorgeslacht;
Hij zegende hun lot.
Zo zeeg’ne Hij het nageslacht;
’t zij al tot eer van God.
Welkomst-zang
(Wijs: Hoe zachtjes vaart ons bootje)
Waar deint door Leidse grachten
dit huw’lijksbootje heen?
Het vaart naar ons die wachtten,
tot deze boot verscheen.
Zie daar een bruidspaar komen,
daar op de Oude Rijn.
Nu zien we hoe hun dromen
straks waarheid zullen zijn.
Hoe welkom is dat bootje
daar op die Oude Rijn!
Het brengt ons bruidspaar mede:
’t Zijn Elsje en Marijn!
Wij wensen je Gods zegen,
voor deze huw’lijksdag.
Je hebt al veel gekregen
wat elk hier vieren mag.
Voor de maaltijd:
(wijs: Van U zijn alle dingen)
Wij willen van U zingen,
o God, Die eeuwig leeft,
van alle zegeningen,
die U ons nu ook geeft.
De spijzen die wij krijgen,
zijn gaven van Uw hand.
Wil onze harten neigen
tot U in hoger stand.
U geeft het bruidspaar zegen:
de liefd’ is groter goed
ook uit Uw hand verkregen,
het maakt het leven zoet.
Wij mogen hier genieten
van eed’ler stand en staat
dan die dit goed verlieten
en ondergaan in haat.
Toch vragen wij, och Heere,
schenk ons nog rijker schat
dan wie slechts aardse liefde
van U verkregen had.
Doe ons Uw liefde smaken,
die ’t al te boven gaat
die ons kan zalig maken
en nimmermeer vergaat.
Aan de maaltijd
(wijs: Beveel gerust uw wegen)
Wij willen eerst U danken
hier op dit trouwfestijn,
daar alle spijs en dranken
toch, Heere, Uwe zijn.
Wat vee of veld zag groeien
of voortkwam uit de zee,
Uw zorgen en bemoeien
bracht deze zegen mee.
Wij willen u nu vragen
een zegen voor dit al;
dat die de dis bekrone
en ieder weldoen zal.
Ja zegen ook de harten
die geven wat hier is
en handen die bereidden
deez’ rijke huw’lijksdis.
Geef dat bij alle dingen
Uw Woord als lichtbron schijn’
en deze zegeningen
de ziel ten goede zijn.
Geef nu dan ook een zegen
bij ’t lezen uit Uw Woord
en maak ons hart genegen
te leven zo ’t behoort.
Aan de maaltijd:
(wijs: Psalm 42)
Nu wij door Gods zegeningen
mogen proeven van Zijn goed,
laat ons van Zijn goedheid zingen,
daar Hij ons dit smaken doet.
Deze rijke bruiloftsdis
is een klaar getuigenis
van een onverdiende zegen,
die wij met het bruidspaar kregen.
Rijker dan de beste spijze,
die er prijkt op deze dis,
is de liefde, hoog te prijzen,
die door God gegeven is.
’t Allerheerlijkste onthaal,
’t rijkste feest- of bruiloftsmaal,
zonder liefde heeft geen waarde.
Liefde is het meest op aarde.
Hoger liefde dan op aarde
tussen bruidegom en bruid
is, wat God, met eeuw’ge waarde,
schenkt door ’t wonder raadsbesluit,
waardoor Christus zondaars trekt,
door Zijn liefde liefde wekt.
Wil, o God, begerig maken
om die liefde eens te smaken.
Aan de maaltijd
(wijs: Psalm 75)
Nu wij hier aan deze dis
krijgen uit Gods goede hand
wat uit zee, van vee of land
door Zijn zorg ons voedsel is,
vragen wij de God, Die leeft,
of Hij ons Zijn zegen geeft.
Heere zegen deze spijs,
zegen wat gedronken wordt.
And’ren houdt uw hand steeds kort
wij zijn op de ruimste wijs
hier voorzien van tijd’lijk goed,
wat u ons genieten doet.
Geef ons hierbij, Heere God,
ook een ziel die honger heeft,
dorst naar U, de God, Die leeft,
schenk ons ’t wonder heilgenot
dat er is door Christus’ werk,
voor Zijn duurgekochte Kerk.
Aan de maaltijd
(Wijs: Op bergen en op dalen)
Nu wij dit bruidsmaal eten
gedenken w’ allermeest –
we willen ‘t nooit vergeten:
de oorsprong van dit feest.
God heeft de echt gegeven
aan ’t eerste mensenpaar;
een wonder liefdesleven
in ’t dienen van elkaar.
Bij deze maaltijd denken
w’ aan Kana’s bruiloftswijn,
waar Jezus die wou schenken,
en Helper wilde zijn.
Wil, Heere, hier ook komen.
Geef U wat ‘t beste is:
Doe drinken uit de stromen
van ’t heil dat in U is.
Wij danken voor de gaven
voor lichaam en voor geest
God, Die ons wilde laven
en voeden op dit feest.
Ook voor de huw’lijkszegen
van liefde en van trouw
zoals die is verkregen:
Marijn kreeg Els tot vrouw.
Ook willen wij bedanken
voor deze overvloed
van spijzen en van dranken
ons bruidspaar. ’t Doet ons goed.
Mocht God het je vergelden,
zo zingen w’ allemaal,
in ’t oogsten op je velden,
niet eens maar vijftigmaal.
Voor het naar huis gaan:
(wijs: O God, Die droeg ons voorgeslacht)
O God, Die deze bruiloftsdag
ons gaf als een blij feest
Die ons vandaag bij alles zag
ja, met ons bent geweest,
Uw gaven waren groot en veel,
die U het bruidspaar gaf,
Uw liefde zij hun blijvend deel
Uw Woord hun stok en staf.
Wij danken voor die liefdeband
in hen, het was Uw werk.
Het is een gave van Uw hand,
bevestigd in de kerk.
Vergeef de zonde, die vandaag
in alles is geweest
het kwade, dat ik bij me draag
ook op een bruiloftsfeest.
In Kana maakte Christus wijn
wat eerder water was,
zo zou Uw Woord tot zegen zijn
als U ons kwaad genas.
Als ieder nu van hier zal gaan,
elk naar zijn eigen huis,
wil ons in gunst dan gadeslaan
en breng ons veilig thuis.
Waar alles zijn bestemde tijd
hier kent: ’t is weer geweest.
Maak ons tot Christus’ bruid en leid
naar ’t eeuwig bruiloftsfeest.
Bij het afscheid:
(wijs: ‘k Wil U. o God, mijn dank betalen)
De eerste dag van ’t huw’lijksleven
is, bruidspaar, bijna al voorbij.
Bedenk dat wat God heeft gegeven
vergank’lijk is. Zoek daarom bij
de hechte band, die u mag binden,
de band met God, eens losgeraakt,
maar die herstelt als wij Hem vinden,
Die zondaars zoekt en zalig maakt.
U bracht ons door uw feestdag samen;
wij deelden in uw liefdegift.
Wij danken u, die onze namen
ook in uw harten hebt gegrift.
Wij hopen altijd u te dragen
in onze beden tot Gods troon,
en zullen Hem gedurig vragen
of Hij u leid’ en bij u woon’.
Wij danken voor de zegeningen
van deze dag God bovenal.
Hij, Die Zijn hand in alle dingen
betoonde, zeker zorgen zal
voor u, o bruidspaar, in uw leven,
hoe dat uw levensweg ook zij.
Hetzij Hij vreugd of kruis zal geven,
Hij zij in alles u nabij.
Zingen bij het afscheid
(wijs: Vaste Rots van mijn behoud)
Alles kreeg bestemde tijd.
God volvoert Zijn wijs beleid.
Hij bracht door Zijn goede hand
’t bruidspaar in een huw’lijksband,
omdat deze bruiloftsdag
in Zijn raad besloten lag.
Nu dit feest ten einde is,
zij er dank-erkentenis
voor wat ieder hier ontving,
bruidspaar en familiekring.
Dank zij God met hart en stem:
al wat goed was, kwam van Hem.
Voor dat ieder huiswaarts gaat,
bidden wij: Vergeef het kwaad,
Heere, dat U deze dag
van ons hoorde en ook zag.
Zegen t’ Woord dat in Uw huis
tot ons kwam en breng ons thuis.
Leid het bruidspaar door Uw raad
schenk Uw zegen, weer het kwaad,
of doe het ten goede zijn
om op aard’ Uw kind te zijn.
Leid ons naar de heerlijkheid,
naar de bruiloft zonder tijd.
Bij het naar huis gaan
(wijs: Houd Gij mijn handen beide)
Wil, U, ons Heere, leiden
in deze nacht;
een veilig thuis bereiden,
waar rust ons wacht.
Geleid ons met Uw zegen
behoed, bewaar
ons op de drukke wegen
voor elk gevaar.
Wil, U het bruidspaar leiden
als aan Uw hand
geef zicht in alle tijden
op ’t vaderland
Stel u ze tot een zegen
eerst voor elkaar,
en voor ’t gezin, verkregen
als huw’lijkspaar.
Wil U ons, Jezus, wezen
een Gids op ‘t pad
dat U ons hebt gewezen
in ’t heilig Blad.
U wilt tot U bekeren
die is verdwaald.
Wil ons de wegen leren,
door U bepaald.
Geef ons in al Uw wegen
de vreed’ en vreugd
die hoort bij ’s HEEREN zegen
en siert met deugd.
Wil allen nu geleiden
naar ’t aardse huis,
maar ook voor elk bereiden
bij U een thuis.
Bij het naar huis gaan
(Wijs: ’t Zonnetje gaat van ons scheiden)
Nu wij van ’t bruidspaar gaan scheiden,
wensen wij hen Gods genâ:
Hij mocht je samen geleiden,
hoe ook je levensweg ga.
Hoor naar Zijn spreken,
Zijn Woord gaat steeds mee.
Hem mag je smeken
om vreugde en vreê.
Wie naar Gods stem altijd hoo-ort,
slaapt in zijn rust ongestoord.
Als je je weg door dit leven
gaat aan Gods hand, dag aan dag,
dan vergezelt je Zijn zegen
en houdt Gods Woord zijn gezag.
Bij ons uiteengaan
zij dit onze band.
God zal steeds meegaan
met elk die Zijn hand
zoekt, die is nooit allee-een.
Dit houdt ons allen bijeen.
Psalm 128
Hoe zalig is de zegen
voor wie de HEERE vreest!
Wie wandelt in Zijn wegen
gaat naar het eeuwig feest!
U zult met blijdschap eten
van wat uw hand hier doet.
Men zal u zalig heten,
omdat God u behoedt.
Uw vrouw zal erin delen;
zij geeft u daardoor vrucht,
zal als een wijnstok telen,
die ’t huis opzij verlucht.
Gods zegen zal ook blijven:
uw kindertal zal fris
als planten van olijven
zich scharen rond uw dis.
Dit zijn de zegeningen
die God de HEERE geeft
aan wie in alle dingen
Hem vreest en voor Hem leeft.
De HEERE zal het leven
en al het eeuwig goed
uit Sions schatten geven
dat g’ u verwond’ren moet.
Zo zult u op uw bede
uw kinders’ kind’ren zien
en Israël in vrede
als weldaad bovendien.
De grootste blijdschap
Grote blijdschap van de liefde
overtreft aan alle zijden
and’re vreugde, waar veel mensen
zich op aarde in verblijden.
Z’ is veel breder, langer, dieper
en ook hoger dan dit al,
wat ons hart niet kan vervullen
en dus leegheid laten zal.
Want hoe groot is niet de blijdschap
als men in een huw’lijksleven
zich, gedreven door de liefde,
aan elkaar geheel mag geven:
heel de breedte van het leven
is, zo lang als God ons spaar’,
diep verlangen, hoog genieten,
tot een vreugde voor elkaar.
Maar nog groter is de blijdschap
als de liefde wordt geheiligd,
als de ziel door Gods genade
in Zijn liefde wordt beveiligd!
Groter blijdschap dan de vreugde
door genade is er niet:
Z’ overstijgt in breedte, lengte,
diepte, hoogte, wat men ziet.
Wat een wonder als de Heere
d’ uitgestrektheid van mijn zonden
door Zijn liefde tot het einde
wil betalen door Zijn wonden!
Ja de diepte van Zijn lijden
en Zijn hemelhoge goed
wekt een liefde, geeft een blijdschap,
die mij eeuwig zingen doet.
DIENT ELKANDER DOOR DE LIEFDE
Er is geen groter goed dan dienen door de liefde.
Dit gaf God ons in Edens paradijs tot taak.
Het was geen zware last, die iemand drukt’ of griefde
maar juist een blijde lust, een vrolijk zielsvermaak.
Gods liefde was de bron, waaruit de mens mocht drinken
en dronk, waardoor Zijn lof hem ’t allernaaste lag
in ’t hart en in de mond: men hoorde ’t loflied klinken.
Gods eer weerklonk ook in de daden van de dag.
Die daden waren door Gods liefde ingegeven
en waren anders niet dan werken naar Gods wil.
Het dienen van de Heere is de lust van ’t leven,
dat God behagen en ook mensen dienen wil.
Want aan Gods dienst is onlosmakelijk verbonden
het dienen van de naaste, uit dezelfde bron.
Hoe zalig was het God te dienen, zonder zonden,
toen Adam ook zijn vrouw zijn liefde geven kon.
Nu zijn wij door de val niet meer geschikt tot dienen.
De heerszucht zit ons door de zonde in ons bloed.
Wij willen God en mensen voor ons buigen zien en
zijn overtuigd dat onze wil vooral gebeuren moet.
Wie zal ons van die dwaze hoogmoedswaan genezen?
Wie redt ons uit die liefdeloze zieledood?
Er zou geen dienen van God door de liefde wezen,
als Hij ons niet uit gunst genadig bijstand bood.
Nu heeft de Vader ons op aard’ Zijn Zoon gezonden,
Die in een liefde tot het einde leed en stierf.
Hij heeft als Knecht des Vaders Zich verbonden
tot dienst aan God en aan het volk dat Hij verwierf.
Wie God niet dienen kan, volmaakt, uit louter liefde
en sterft aan zijn vermeende geest’lijk goed,
wie ziet hoe hij boosaardig medemensen griefde:
Hoor, hoe God vijanden uit liefde leven doet!
Gods roepstem in Zijn Zoon geeft dode zondaars leven.
Hij stort Zijn liefde in het hart, dat trots en kil
was, maar nu branden gaat en liefde leert te geven
die het eerst kreeg. Zo leert men dienen naar Gods wil.
Echtgenoot
Waarom heet ik, die echt geniet
van ’t huwelijk, een echtgenoot
en noemt men mij geen ‘echtgeniet’,
doet men of ik de echt genoot?
Daar niemand mij als ‘echtgeniet’
herkent en ik de echt genoot
met haar die met mij echt geniet
blijf ik haar trouwe echtgenoot.
GESCHENKEN
allesopener
Al wat door dop of deksel vast is toegesloten
wordt door geringe kracht geopend en genoten.
Veracht ’t geringe niet, al heeft het kleine kracht:
in zwakheid is veel groots tot stand gebracht.
appelboor
De appel, die we boren voor het eten,
zal van dit roven van zijn hart niet zoveel weten.
Veel erger is het als men ongestoord
met woorden, scherp als messen, ’t hart doorboort.
appelboor
Wat bij het boren van de appel wordt vergeten
is, dat het vruchtvlees dat wordt opgegeten,
er nooit geweest was zonder de verachte pit.
– Hoe vaak wordt weggegooid, waart ’t hart en ’t leven zit!
beslagkom
’t Gebak, dat wordt gegeten op dit feest,
is, voor het werd gebakken, deeg geweest.
Onmisbaar was de kom om het te kneden.
– Wat goed is, heeft voorheen meest veel geleden.
blikopener
Een blik beveiligt voedsel voor bederven
men heeft vooraf bacteriën doen sterven.
Gebruik dit instrument, zoals het moet,
maar weet: wat ieder ziet, blijft niet lang goed.
broodmand
Het brood, dat dagelijks door velen wordt gegeten,
wordt in een mand gelegd, niet op de dis gesmeten.
Denk bij het overschot aan ’t overvloedig maal
van Christus, vraag of Hij u onthaal’!
dienblad
Het mooiste werk wordt dikwijls ’t meest veracht.
Door wie wordt dienen immers hoog geacht?
Toch wordt het dienstwekr in Gods Woord geprezen.
Door God gediend, zal iemand zeker dientbaar wezen!
garde
Er is veel in de keuken dat je op moet kloppen
Je kunt met Haagse bluf zo wel visite foppen
’t Geklopte eiwit heeft van slagroom slechts een schijn
en opgeklopte deugd zal zo nooit vroomheid zijn.
garneerspuit
Voor smaak en sier kan men de spuit gebruiken
die ik je geef, ’t streelt ogen en voedt buiken.
Maar ongetwijfeld wordt een beter sier gemaakt,
als een inwendig schoon een vroom gemoed goed smaakt.
honing
Het zoetste wat we onze tong doen smaken
is wat de bijen van de bloemennektar maken,
maar zoeter dan die spijze voor de tong
is ’s Heeren vreez’ waar David al van zong.
jamtrechter
Gekookte jam verknoeien zal u bij het werk verdrieten;
wil’ t hete, zoete drab daarom door deze trechter gieten,
maar vang het wel goed op in een geschikte pot.
Knoei nooit met goede vruchten die u krijgt van God.
kaasschaaf
Hoewel je kaas verschillend op kunt eten:
geraspt, per plak, per stuk: elk moet het weten,
dat een bescheiden schaven beurs en omvang spaart.
Meer spaart, wie steeds beschaafd is en bedaard.
kersenontpitter
’t Is goed om kersen voor ’t gebruik t’ ontpitten;
dat steentje kan bij ’t eten lastig zitten.
Maar wil toch nooit uit geest’lijk onfatsoen
de waarheid van haar pit en merg ontdoen.
keukenschaar
Al wat je knipt, verdeel je tussen beiden;
door ’t scherp der schaar wordt veel vaneen gescheiden.
Ik hoop dat jullie ’t tegendeel bevindt
en dat de liefde jullie samenbindt.
klok
Hoor deze klok bij ied’re tik je levensuren tellen
Zie hoe de wijzer ’t aanwijst, en de slagen ook vertellen:
Wij moeten zien en horen hoe wij vliegen door de tijd
en leren hoe ons te bereiden voor de eeuwigheid.
klok
Op deze klok wordt daag’lijks onze tijd gemeten.
Men kijkt er dikwijls op, de tijd wil ieder weten.
Zijn mensen in dit tijd’lijk leven graag op tijd,
hoe weinig zijn op tijd bereid voor d’ eeuwigheid.
kopjes en schoteltjes
Hoewel we uit het kopje en niet van de schotel drinken
gelijkt een kopje zonder schoteltje op hinken.
Je komt vooruit, maar houdt toch moeilijk evenwicht.
Laat dat je dierbaar zijn, al is ’t maar voor ’t gezicht.
kopspelden
Veel spelden raakt men kwijt, een naaister heeft gebreken,
Men vindt ze eerst terug als ze venijnig steken.
Gebruik daarom steeds spelden met gekleurde kop.
Wie steekt bekenne kleur, het stiekem steken stopp’!
kurkentrekker
De kurk beveiligt in de fles de beste wijn
tot van dit druivensap de geur en smaak het beste zijn.
Zoals een kurketrekker op de beste tijd moet wachten,
moet ieder dit, die rijpheid weet te achten.
lepeldoosje
De kleine lepeltjes gebruikt men om te roeren
ze zijn te klein om zelfs een kind ermee te voeren.
’t Is goed dat je ze in dit lepeldoosje spaart.
Zorg dat je al wat klein is, extra goed bewaart.
lepelrek
Gebruik dit goed, maar zie in je gedachten
daarbij toch van het instrument eens af;
wil boven het gebruikte middel achten
de maaltijd die het dient en meest Hem, Wie ze gaf!
lepeltjes
Als men het bitt’re van de koffie aan wil lengen,
kan men daardoor het beste melk of suiker mengen.
De lepel mengt, terwijl ’t de suiker smelten doet,
maar bitt’re woorden maakt men minder makk’lijk zoet.
mattenklopper
Een trouwe huisvrouw klopt haar mat met regelmaat
verwijdert zo het vuil, dat men daar achterlaat.
Bedenk, dat er meer vuil is dan alleen aan voeten
en dat ook wij tot reiniging soms klappen krijgen moeten.
mengkom
In deze kom kan men van alles mengen
om het genietend naar de mond te brengen.
Maar mengt men onder waarheid vals getuigenis:
’t vleit slechts een tong, die tot in ’t hart gespleten is.
nepvisje
Een vis laat zich gewoonlijk door bedrog goed vangen.
Men kan daarom zo’n nepvis aan zijn hengel hangen.
Maar wie op mensen vist, bedriege niet, maar moet
als lokaas slechts gebruiken ’t waar en eeuwig goed.
paplepel
De waarheid moet als spijze voor de geest genoten;
ze moet de jeugd als met de lepel worden ingegoten.
Maar niet alleen een kind behoeft die pap:
Geniet de waarheid als uw spijs, bij ied’re hap.
peperbus
Men kan een nadruk op zijn woorden leggen
door iemand heel gepeperd iets ter zeggen.
Maar beter dan die peper met venijn
zal peper uit dit peperbusje zijn.
rekje voor keukengerei
Aan wat ik hier nu geef, mag je van alles hangen:
een schaaf, een schepje, of wat kleine tangen.
Hang ’t niet te hoog, want dan valt het licht stuk,
Zo valt, wie hoog van hart is, ook in ongeluk.
ringetjes voor hengel
Om bij het vissen aan je lijn iets te verbinden
gebruik je ringetjes; zelf moet je maar uitvinden
hoe en waarvoor. Zorg dat je t’ goed bekijkt
hoe eerst in nood, het nut van kleine dingen blijkt.
schort
Wie vuile vlekken van zijn goed wil weren
beschermt zich met een schort. Wil hiervan leren:
Zoals een schort besmeuring tegen gaat,
geeft waar geloof bescherming tegen ’t kwaad.
soep
Wie ’t liefste ied’re maaltijd soep wil eten,
dreigt veel gezonde spijzen te vergeten.
Maar weet dat afgetrokken voedsel voor de geest
slechts slappe kost is; vaste spijs sterkt toch het meest.
snijmachine
Wat voor gebruik te groot is, moet men delen;
door mes of snijmachine eten daarvan velen.
Zo brengt dit mes verdeeldheid die toch bindt,
maar scherpe woorden scheiden zelfs een vrind.
snijplank
De snijplank die je krijgt, kan, op zichzelf genomen,
zonder een mes erbij, niet tot bestemming komen.
Leer zo, dat men een werk soms daarom staakt,
omdat ’t alleen niet lukt, wat samen wordt gemaakt.
strijkplank
Het goed dat glad moet zijn, dat wordt gestreken.
Zo zijn veel kreukels makkelijk geweken.
Maar spaar elkaar in liefde, daar gewis
’t gekreukeld hart niet glad te strijken is.
strijkplank
Wat kreukt, als ’t vuil door wassen is geweken
wordt op de plank, die je nu krijgt, gestreken.
Leer hiervan dat vergeving van een kwaad
voltooid wordt in een nieuw verzoende staat.
strijkplank
Gewassen goed wil ied’re huisvrouw strijken.
Voor stoom en hitte moeten alle kreukels wijken.
Zo strijkt men kreukels in dit leven nooit goed glad
tenzij men ’t zondevuil eerst goed gereinigd had.
strijkplank
De liefde is de basis bij ’t verloven.
Ze gaat in waarde deze strijkplank ver te boven
Je strijkt er beter, dan al ’t wasgoed dat je had,
De kreukels uit je omgang steeds op glad.
strijkplank
Wat kreukelt bij het wassen moet je strijken;
wie netjes is, wil niet met kreukels prijken.
Zie je elkaar gekreukeld op je levenspad
strijk dan die kreukels door je liefde glad.
verbanddoos
Wie werkt of reist, kan zich al licht verwonden,
bedenk dat ied’re wond herinnert aan de zonden.
Verbind uit deze doos, en reinig wonden goed.
Maar weet dat men de zonden slechts genezen kan door bloed.
vorkjes
Gebak of cake wordt met gemak genoten,
als er een vorkje in de stukjes wordt gestoken.
Zo prikt men telkens weer, terwijl men toch geniet;
maar wie met woorden prikt, doet anderen verdriet.
vorkjes
Wie zonder vorkje een gebakje op wil eten,
zal wie de vlekken moet verwijderen, vergeten.
Vergeet de ander niet en acht de reinheid hoog,
voor lichaam en voor ziel, en voor eens ieders oog.
wasmand
In deze mand spaart men het vuile wasgoed op,
dat hangt men niet op zicht, maar wast het in een sop.
Wil zo niets kwaads aan anderen vertellen,
maar zoek een liefdeswas, om te herstellen.
wasmand
De vuile was moet men niet buiten tonen.
De dwazen die dat doen, zal ieder zeker honen!
Spaar ze in deze mand en reinig ze in huis.
Bestrijdt zo ’t zondevuil: niet openbaar, maar thuis.
ijslepel
Van ijs of deeg maakt – wie de werking weet –
een mooie ronde bal, heel koud of gloeiend heet;
zo is er meer tot dubbel nut te maken,
maar doe het nooit voor goed’ èn kwade zaken.
zakkensluiter
De inhoud van de zakjes die dit ding mag sluiten,
Wordt goed bewaard; het mag nog niet naar buiten.
Laat zo besloten zijn, wat niemand weten mag,
door sterker sluiter dan het daglicht zag.
zeef
Dit voorwerp dient om ’t meeste door te laten;
wat achterblijft is echter goed of slecht.
in ons geheugen zitten ook veel gaten:
helaas meest vliedt het goed’ en ’t slechte hecht.
zoutvat
Het zout kan men in spijzen moeilijk missen;
wie ’t niet gebruikt, zal flauwe kost opdissen.
Maar erger dan een zouteloze vis
zijn woorden waar geen waarheidszout in is.
gieter
Wanneer een plant door droogte dreigt te kwijnen,
kan water deze kwaal weer doen verdwijnen.
Begiet op tijd met water uit de kraan,
opdat daaraan op tijd ook vruchten staan.
Maar denk toch ook eens aan een and’re plant:
de liefde houdt slechts door verzorging stand.
Begiet ze regelmatig: dien elkaar,
dan bloeit je liefde voor elk openbaar.
Nu is er nòg een plant die onderhoud behoeft:
het zieleleven, dat bij kwijnen God bedroeft.
Vraag om die plant, door ’t Woord gezaaid, het meest.
Ze moet begoten worden door Gods Geest.