Verootmoediging

In het werk dat God doet in een mensenhart als hij een zondaar bekeert, zijn veel geheimen. Een ervan is de verootmoediging. Beschouwelijk kan je het wel aanwijzen en ook nog wel zeggen dat het zo nuttig is voor de ander, maar wanneer zijn we zelf eens echt verootmoedigd? Op onze synode is er over gesproken en het is in andere kerkverbanden opgemerkt. De Heere mocht het genadig in ons kerkelijk leven werken.

Soms denkt iemand dat een zeker schuldbesef daarvoor voldoende is, maar er is een groot verschil tussen schuldbesef en schuldbesef. Als er sprake is van een nodige schuldbelijdenis doe je daar onderzoek naar. Onze kerkorde spreekt dan dat ‘zekere tekenen van boetvaardigheid’ nodig zijn. Onder die ‘zekere tekenen’ rekenen we behalve de smart over de zonde ook de onwaardigheid om vergeving en herstel te krijgen. David zegt niet in Psalm 51: ‘Ik heb gedaan dat kwaad was in Uw oog, dies ben ik Heer’ Uw vergeving dubbel waardig’, maar: ‘Uw gramschap dubbel waardig.’ We verdienen ook bij een schuldbelijdenis geen vergeving, maat we belijden straf verdiend te hebben en dat mag beproefd worden. Lange tijd geleden was ik betrokken bij het ontslag van iemand uit zijn dienstwerk en hij bestreed dit ontslag met te zeggen: ‘Ik heb toch sorry gezegd!’ Hij meende het daarmee goed gemaakt te hebben. We hebben hem gezegd, dat als hij gezegd had dat hij kon begrijpen ontslag gekregen te hebben, dan zou hij meteen weer aangenomen zijn. Hij begreep het geheim van de ware schuldbelijdenis niet.

In het geestelijk leven hangt het samen met de overtuiging van zonden en de verbrijzeling van de zondaar voor God. Overtuigingen kunnen algemeen zijn, want zelfs de duivelen hebben er iets van in hun sidderen voor God. Als de Heilige Geest een ziel toebereidt voor Christus, volgt er een verbreking of verbrijzeling die te maken heeft met diepe indrukken van onverbeterlijkheid. Waar een verbrijzelde geest is, zegt de Heere te willen wonen, want we lezen bij Jesaja: Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden (Jes. 57:15).

Wie het ervaart dat hij vergeving en herstel bij God onwaardig is, die billijkt Zijn toorn en straf. Die zal Gods genade als een onuitsprekelijk wonder ervaren en zeggen: ‘en dat voor zo een!’ We hebben het persoonlijk onmisbaar nodig dit te leren in onze verhouding tot de heilige God. Wat zal de ziel dan roemen in vrije genade en in Christus’ verdienste. We hebben het ook kerkelijk nodig. Nee, ons past geen trots op ons kerkverband of op ons kerkelijk leven, maar als we zien op het wereldse leven waarin de Heere zoveel ontheiligd wordt, op de geesteloosheid onder ons en het materialisme, moeten we dan niet verwonderd zijn dat de Heere ons nog niet wegstormt? De Heere geve ons genadig ware verootmoediging die belijdt verdiend te hebben dat de Heere van ons weggaat. Maar och, mocht Hij ook nu nog ‘het hart der verbrijzelden levend maken.

C.J. Meeuse