Meerdere vergaderingen

Een opmerkelijk verschijnsels is dat de meerdere vergaderingen in het kerkelijk leven steeds meer buiten het aandachtsveld van de kerkleden dreigen te raken. Voor de werkzaamheden die hier bij horen, vermindert dan tegelijkertijd het begrip. Trouwens ook bij regerende ambtsdragers, ouderlingen de predikanten, lijkt er soms minder begrip te zijn voor de verplichtingen die deze meerdere vergaderingen aan hen opleggen. Je ziet dat wanneer men bijvoorbeeld bezwaar maakt tegen werk van deputaatschappen of er zich er niet voor geeft.  Ik zal proberen het te verduidelijken en hopelijk daardoor een bijdrage leveren aan meer hart voor dit werk.

Meerdere vergaderingen noemen we de kerkelijke vergaderingen van classis, particuliere synode en generale synode.  Jaarlijks vergadert een classis (afgevaardigden uit de regio) twee tot vier keer per jaar. De particuliere synode vergadert jaarlijks, meestal in april. Daar komen afgevaardigden van verschillende classes bij elkaar, voor zaken die in de classis niet afgehandeld kunnen worden. De generale synode vergadert iedere drie jaar. Allerlei kerkelijke werkzaamheden die een plaatselijke gemeente alleen niet kan doen, worden in de meerdere vergadering geregeld en aan bepaalde ambtsdragers opgedragen. Het duidelijkst wordt dat zichtbaar in deputaatschappen die de generale synode heeft ingesteld, bijvoorbeeld voor het theologisch onderwijs (curatorium), voor de zending, voor evangelisatie, voor Bijbelverspreiding, voor evangelieverkondiging en diaconale hulp onder Israël, een deputaatschap voor kerk gezin, jeugd en onderwijs, een deputaatschap voor diaconale en maatschappelijke zorg en nog enkele andere deputaatschappen.  

Het werk wat hierdoor landelijk en ook buiten ons land moet gebeuren is ambtelijk werk. De aard daarvan is dat je het niet doet uit liefhebberij, maar omdat je ertoe geroepen wordt. Het kan wel zijn dat een ouderling of predikant het ook graag doet, en dat is ook te hopen! Evenwel ligt er ook een ambtelijke verplichting, want het werk moet gedaan worden. Het moet pro deo gedaan worden, dat wil zeggen: zonder financiële vergoeding; slechts gemaakte onkosten worden vergoed.  Zending bijvoorbeeld is geen hobby, maar een roeping van de kerk, een opdracht van de Koning van de kerk. Dat geldt ook van het werk door andere deputaatschappen. Wie er voor gevraagd wordt, moet voelen dat hij ertoe geroepen wordt. Dan is het moeilijk om ‘nee’ te zeggen en tegen zo’n roeping in te gaan.In de gemeenten is het goed dat beseft wordt dat ambtsdragers soms tot dit bovenplaatselijke werk geroepen worden. Als het kerkverband hiertoe roept, dan gebeurt dat ook namens die plaatselijke gemeente. Werk wat gedaan wordt in een meerdere vergadering wordt dus ook voor eigen gemeente gedaan. Als er tijd gebruikt moet worden voor dit werk, moet een gemeente daarover niet klagen, maar de betreffende ambtsdrager daar met liefde voor afstaan. Het gaat om het doel, bijvoorbeeld de zending, dat men niet alleen met de plaatselijke gemeente kan verwezenlijken. Het zou een zegen zijn als het meeleven ook in het gebed in de gemeenten doorklinkt en als de belangstelling voor alle bovenplaatselijke werk in onze gemeenten zou toenemen.

C.J. Meeuse