Daar bidt de Heere Jezus om in Johannes 17:21: éénheid onder de Zijnen. Hij vraagt Zijn Vader dat zij één zullen zijn in de Vader en in Hem, zoals de Vader met de Zoon en de Zoon met de Vader één is. Dat is wel een wonderlijk nauwe band! Het is opmerkelijk dat vaak naar deze tekst verwezen wordt, met een afkeurende blik op alle kerkelijke verdeeldheid. Sommigen denken daardoor: het is er ver vandaan. Zou die verdeeldheid de verhoring van die bede van Christus tegenhouden? Kunnen mensen dat tegenhouden? Durft iemand te denken dat dit gebed niet verhoord wordt? Zouden de gebeden van de Zaligmaker, Die ze neer kan leggen op Zijn eigen verdiensten, geen goede grond voor verhoring hebben? Zou Zijn Vader Zijn gebeden verwerpen? Nee, dat mogen we nooit denken. De ware eenheid van Gods kinderen is een vrucht van Christus’ verdiensten. Al Zijn kinderen zijn één in Hem. En Hij geeft dit ook te beleven.
Wij belijden de ‘gemeenschap der heiligen’. Het is een geloofsartikel. We belijden dit als een waarheid. Het is de verhoring van dit gebed van de Heere Jezus. We hoeven dit niet te maken, maar geeft God het. Die gemeenschap wordt dan ook beleefd, overal waar Gods kinderen elkaar herkennen. Zij zijn de ‘heiligen’ die in dit geloofsartikel genoemd worden, geheiligd in Christus Jezus, schrijft de apostel Paulus. Het zijn de mensen die door wedergeboorte apart gezet zijn en die voor hun vuile zonden bij Christus vergeven zoeken en heiligmaking. Als zij elkaar ontmoeten, wordt wel ervaren dat ze afhankelijk zijn van de Heere en Zijn leiding en onderwijs onmisbaar nodig hebben. De wijze waarop de Heere de Zijnen leert en bemoedigt, vindt ook weerklank bij gesprekken. Ten diepste is het geregeerd worden door één Hoofd, Christus, en geleid worden door één Geest, de Heilige Geest, hun gemeenschap. Die hoeven zij niet te maken, maar die geeft de Heere. De onderlinge band, die God heeft gelegd, wordt dan gevoeld en kerkmuren houden dat niet tegen.
Verwarring is er omdat kerkverbanden naast elkaar bestaan. Als er geen beleving van Gods werk is, maar slechts beschouwing, dan denkt men wel eens dat er geen eenheid is. Men wil gaan maken, wat God geeft. Beter is het om te bidden om de beleving van de ware eenheid van Gods kinderen. Daardoor gaan ze naar elkaar verlangen, al zitten ze in verschillende kerkverbanden. Dan stap je niet heen over breuken die ontstaan zijn door wezenlijke geschillen, maar dan zoek je bijeen te komen door wegneming van die geschillen. Wat je ook niet doet is: weglopen van de gemeenschap van Gods kinderen, maar integendeel, je zult door Gods werk in je hart juist de gemeenschap zoeken met Gods ware volk, waar ze ook wonen. En dat vanuit de wetenschap dat de wezenlijke eenheid er al is. Je stemt van harte in met de belijdenis van ‘één heilige, algemene, christelijke Kerk’ en krijgt een sterk verlangen dat Gods ware volk uit verschillende kerkverbanden samengebracht wordt.
C.J. Meeuse