EEN GEZEGENDE KEUS
Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld (Ps. 119:30).
Lezen: Jozua 24:14-28
Hebben we in de vorige overdenking gehoord van de angst voor valsheid en bedrog, en ook hem horen bidden om genade, nu volgt er een verklaring van de keus die God in zijn hart heeft gelegd: de keus voor de waarheid. Het ligt dus in het verlengde van dat gebed en het hoort erbij. Eigenlijk kan je de eerste woorden van onze dagtekst wel zien als een blootleggen van de oorzaak waarom hij de valsheid en leugens haat: ‘Ik heb verkoren den weg der waarheid’. Want God heeft zijn hart geneigd en hem liefde gegeven tot de waarheid. Bij genade hoort liefde tot de waarheid. Het is niet het ene of het andere, maar het ene én het andere. Als God genade in ons hart verheerlijkt, krijgen we de waarheid lief en worden we oprecht gemaakt.
Hierin kunnen we onszelf ook onderzoeken. Is er genade in ons hart en leven verheerlijkt, dan komt dat openbaar in onze liefde tot de waarheid. Je bent bang geworden voor zelfbedrog en gaat tot God met de vraag: ‘Leid mij in Uw waarheid.’ Je zoekt het zelfonderzoek, hoewel ook een kind van God dat vaak nog moeilijk vindt. Bij eigen licht zie je niet ver en niet diep. Wat beoog ik nu eigenlijk? Wat is het doel in mijn leven? Of wat begeer ik nu eigenlijk, wat heerst in mijn verlangens? Dan ga je toch weer tot de God der waarheid en vraagt er licht over. ‘Beproef vrij van omhoog mijn hart, dat voor Uw oog, Alwetende steeds openlag’. Dan vraag je: ‘Doorgrond en ken mijn hart, o Heer’, of: ‘Zend Heer’ Uw licht en waarheid neder’. Deze en andere van deze soort zijn je lievelingsverzen. Je gaat naar de kerk met een verzuchting om licht over je weg en leiding in de waarheid.
Nu gaat het in de woorden van David hier om een keus. Veel mensen zijn oppervlakkig in hun keuzes en bezinnen zich niet waar ze uit voortkomen. Ik denk nu ook aan de gewone dingen van iedere dag. Wat zullen we eten? Waar zullen we naar toe gaan? Wie wil ik graag spreken? Maar ook: Waar zal ik gaan solliciteren, of: Waar zullen we gaan wonen? Er zullen altijd argumenten zijn waarom je iets kiest. Je eet iets omdat je het lekker vindt, omdat het gezond is, of omdat het goedkoop is. Er zit een drijfveer achter. Je gaat ergens naar toe omdat je daar zin in hebt en er begeerten kunt vervullen. Je wilt iemand spreken omdat je hem iets wilt vertellen, of iets van hem of haar wilt leren. Je solliciteert ergens omdat je daar veel kunt verdienen, of omdat je er nuttig kunt zijn voor andere mensen, of omdat je daar de Heere wilt dienen. Je verhuist naar een bepaalde plaats omdat het een vakantieoord is en je er altijd in een feeststemming denkt te kunnen zijn, of omdat daar je kinderen naar een eigen school kunnen, of omdat je daar temidden van mensen die de Heere vrezen mag wonen. Het zijn allemaal verschillende dingen en de een wordt door het ene verlangen gedreven de ander door iets anders. Er zit dus achter een keus een drijfveer, een verlangen. Geven we ons daar rekenschap van? Zijn die verlangens goed voor God? Kunnen we het voor Hem verantwoorden?
We mogen nog wel een spade dieper spitten. Onze verlangens en begeerten komen op uit een bepaalde overtuiging. In ieder geval hebben ze er bewust of onbewust mee te maken. Ben ik ervan overtuigd dat wat ik eet gezond is? Of vind ik dit onbelangrijk? Zoek ik mijn eigen eer in de contacten die ik zoek en leef ik daarvoor, of voel ik me onwetend en zoek ik de wijsheid van iemand die ik hoogacht? Is materialisme mijn drijfveer en is veel geld mijn hoogste goed, of is er naastenliefde in mijn hart en zelfs liefde om Gods wil te doen? Wat vind ik het belangrijkste in mijn leefomgeving en waarom? Voelt u niet dat er diepe overtuigingen in ons hart liggen die de bron zijn van ons begeren? Hoe komen die overtuigingen daar? Daarop kan ik een dubbel antwoord geven. Ze zijn er door onze natuurlijke kennis of door overtuigingen die God ons geeft door Zijn Woord en Geest. Door de genademiddelen geeft God overtuigingen die we onszelf en die mensen ons niet geven kunnen.
Nu komt hier nog iets wezenlijks bij, dat je niet begrijpen kunt. Als God namelijk gaat werken, geeft Hij niet alleen overtuiging, maar ook overbuiging. Ik doel op de liefde die Hij in een hart uitstort. Om concreet te zijn: je leert niet allen Gods wil kennen, maar je krijgt ook liefde tot Gods wil. Het is een begeren van de liefde, dat steeds vraagt wat de Heere wil dat we doen zullen. En dit gaat de keuze van een wedergeboren hart bepalen. Ziet u zo, dat het God is die een keus in het hart legt? Het is de Heilige Geest, de Werkmeester van het geloof, Die daar werkzaam is. God zij de eer! Erken Hem ervoor.
Gaat het hier dan nu om het verkiezen van de weg der waarheid, dan komt dat voort uit een overtuiging dat de valsheid of de leugen slecht is en ons in het verderf stort en dat de waarheid goed is en dient tot ons behoud. Maar het is meer dan een overtuiging. Want er zijn mensen die met overtuigingen toch het kwade, dus de leugen verkiezen en doen. Ze zondigen bewust, tegen goed en beter weten in. Dat is een kwaad werk! Maar in de wedergeboorte stort God liefde uit in een hart en dan wordt het hart geneigd om de waarheid te verkiezen en dus te zoeken. Liefde is de wonderlijkste drijfveer die er is, zelfverloochenende liefde tot God en tot de naaste. Die zoekt de eer van de Geliefde, dus van God en Christus.
Het is een heilgeheim: liefde Gods wordt door de Heilige Geest in het hart uitgestort, zo schrijft Paulus er over, als het gaat om beproevingen: ‘En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, En de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop; En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door den Heiligen Geest, Die ons is gegeven’ (Rom.5:3-5). Wie Christus leert kennen, ervaart Gods liefde en die wekt liefde, die sterker is dan de dood. Het zijn vurige kolen, die niet uit te blussen zijn, zo lezen we in het Hooglied van Salomo en het kan veel goed doen als we nog eens rustig 1 Korinthe 13 lezen om er onderwijs over te krijgen. In de liefde liggen de keuzes van ons leven verankerd.
Nu zingt David hier over de weg der waarheid, die hij verkiest. Het gaat over ‘de weg’, dus het gaat hem ook om de praktijk van zijn leven. Het is voor hem geen zaak van zijn gedachten, of ook van zijn hart en begeren alleen. Wat je gedachten betreft, zou dat kunnen. Er zijn vele mensen bij wie de godsdienst niet meer dan beschouwing is. Dan wordt er in je leven niets van zichtbaar en blijft je levensboom zeker zonder vrucht. Als hart en begeren beïnvloed zijn en vernieuwd worden, dan maakt dat iemand wel gaande en wordt het dus zichtbaar in je levenspraktijk. Bij David zit het zo diep en is de liefde het werkzame beginsel. Je ziet het dus aan zijn weg door dit leven, aan zijn doen en laten. En laten we ons leven daar maar weer naast leggen. Dan krijg je eigenlijk geen ruimte voor een halfslachtige godsdienst, waarbij je een grote tegenstelling ziet tussen leer en leven. Maar laten we eerlijk zijn: wat zie je dat dikwijls!
Niet weinig mensen zijn rechtzinnig in de leer, maar aan wier leven niet te zien is dat er liefde tot God en de naaste in heersen. In de kerkgeschiedenis was Maccovius, theologisch hoogleraar uit Franeker, in zijn tijd al berucht vanwege zijn overtrokken rechtzinnigheid en zijn slordige en zondige leven. Hij moest door de Dordtse Synode vermaand worden omdat hij zaken die met God en de uitverkiezing te maken hadden ,zo verwoordde, dat ze op zich wel waar konden zijn, maar toch zo bij de mensen overkwamen dat ze harde gedachten over God opriepen. Hij zocht er de liefde tot God niet door op te wekken, maar sprak over de verwerping alsof God er lust in had mensen te verdelgen. Zo spreekt Gods Woord niet en dan mogen wij het ook niet doen. Ondertussen was zijn leven slordig en zag men in Franeker zijn dronkenschap en ander aanstotelijk gedrag. En hij was en is niet de enige.
Er zijn nog niet weinig mensen die in de leer rechtzinnig zijn, maar we zeggen dan wel eens: het zit een voet te hoog. Het zit niet in hun hart. Redeneren kunnen ze en andere veroordelen ook, maar eigen leven blijft buiten schot. Ze zien neer op anderen en naastenliefde wordt gemist. En wat nog erger is: een teer leven waarin ze dagelijks vragen naar Gods wil, missen ze Soms denken ze dat een dubbele moraal mogelijk is en dat Gods kinderen anders moeten leven dan rechtzinnige belijders. Maar ze zijn zo rechtzinnig niet als ze de Heere niet vrezen en denken dat liefde overbodig is. We moeten geen ruimte geven aan een godsdienst zonder een oprecht christelijk leven en als je jezelf nog moet rekenen onder de beschouwelijk rechtzinnigen zonder de liefde van de Godsvreze, dan hoop ik dat dit je nood is, waarin je vastloopt en bij de Heere terechtkomt als smekeling om oprechtheid. God kan de keuze van David immers in je hart leggen en dan komt de vernieuwing van het leven openbaar.
Het zal niet gaan met een van twee walletjes eten, een ertussenin blijven hangen. Dubbeltongig, halfslachtig, dubbelhartig, nee, zo’n onoprechte levenshouding krijgt nooit Gods goedkeuring. Het is het ene of het andere, koud of heet, waarbij we wel moeten beseffen dat we door en voor Gods dienst de warmte nodig hebben van Zijn liefde.
Nu wil ik toch nog graag enkele zaken noemen die met de weg der waarheid in verband staan. En daarbij stappen we dan niet heen over de leer. Maar alteveel zijn er die onder de schijn dat het hun om het leven gaat, over de leer heenstappen. Ze vinden iets al gauw te leerstellig en noemen de geloofsleer of dogmatiek al gauw dor of zelfs koud en doods. Daarbij zien ze over het hoofd dat de dogmatiek voor het geestelijk leven is, wat een skelet voor een lichaam is. Inderdaad zal het zonder organen, enzovoort, dood zijn, maar een lichaam kan zonder dat niet eens functioneren. De beleefde waarheid moet beschermd woorden tegen verkeerde invloeden, want ernstige dwalingen brengen op een heilloze weg. Onze geloofsleer moet functioneren, zo moeten we wel beseffen bij alle catechetisch onderwijs, maar ook in ons persoonlijke leven moeten we ze niet minachten, maar onderzoeken om bewaard te worden van afglijden.
Bij de weg der waarheid horen ook vormen. In het Oude Testament waren die er veel; denk aan de ceremoniële eredienst rondom tabernakel en tempel. Nieuwtestamentisch zijn er veel minder. Omdat de vervulling van de beloften die in de ceremoniële eredienst opgesloten waren, uitermate geestelijk is. Maar daarom kunnen we nog niet zonder vormen. Denk slechts aan de genademiddelen en dan dus ook aan de sacramenten. Alles wat een wezen heeft, heeft ook een vorm nodig. Zo hebben we ook onze kerkverbanden. Die moet de waarheid omhelzen; ze moet beleefd en bewaard en beschermd worden. Denk daarbij ook maar aan de kerkelijke tucht over leer en leven. Ten diepste gaat het in dit alles om Gods waarheid; dat is Zijn wil. En die heeft betrekking op heel het leven. Dan komen we toch ook weer bij de levenspraktijk terecht en de praktijk van het christelijk leven: de heiligmaking. Zonder heiligmaking zal niemand de Heere zien, zo schrijft de apostel Paulus. Laat ieder voor eigen leven toch toezien. Of hij of zij de wil van God in alle aspecten van het leven hoogacht, ja liefheeft.
Het tweede deel van de tekst geeft ons licht over wat David steeds voor ogen heeft. Hij zegt en zingt: ‘Uw rechten heb ik mij voorgesteld’. Het lijkt wel op de vorige overdenking die we hadden. Het sluit er in ieder geval bij aan. Toen gevraagd werd naar Gods wet, of de Heere hem die wilde verlenen. Nu zegt hij wat hij zich voorstelt, dus in zijn geest voor ogen houdt. Je zou kunnen vragen: Is dat nu toch weer niet heel beschouwelijk? Dan antwoord ik: Ja, dat ook. En dan zou ik haast herhalen hoe belangrijk het is dat je kennis hebt van de geloofsleer. De diepe geestelijke waarheden moet je niet wegstoppen, maar gedurig in je gedachten hebben. Diep wegstoppen deed die onkerkelijke vrouw die ik regelmatig bezocht, maar die toch weinig met de godsdienst had en wilde hebben. Haar Bijbel stopte ze altijd in de linnenkast en die kwam er alleen uit als ik een bezoek bracht. Ze las er niet in en leefde er niet bij. Spreken over geestelijke onderwerpen probeerde ze steeds te ontwijken door andere onderwerpen aan de orde te stellen. Nee, bij haar was Gods waarheid niet veel in de gedachten. Ik hoop van u betere dingen. Laat Gods Woord toch altijd dichtbij ons zijn. De Heere zegt tegen Mozes dat hij het volk moet voorhouden: ‘En deze woorden die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat. Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand; en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen. En gij zult ze op de posten van uw huis en aan uw poorten schrijven’ (Deut. 6:6-9).
Gods waarheid moet allereerst in ons hart zijn, dus in ons binnenste en dus ook in onze gedachten. Als we erin onderwezen zijn, moet het ook openbaar komen. We moeten het overdenken, maar dan ook zoeken te doen, begeren er naar te leven. Het doel van ons leven, dus een leven voor God, moet zichtbaar zijn en onze levenswandel tekenen.
En in de opvoeding van onze kinderen is Gods wet en wil de maatstaf voor wat goed en kwaad is. Alles wordt ter beoordeling naast Gods wil gelegd. Daarbij zullen de opvoeders een voorbeeld moeten zijn voor onze jongeren. Er gaat wat van uit als in hun leven zichtbaar is dat ze God en Zijn wil liefhebben en zoeken, in alles aspecten van hun leven. We zeggen wel eens: ‘woorden wekken, maar voorbeelden trekken’. En een leven waarin leer en leven met elkaar in strijd zijn, is afstotend. Daardoor hebben al veel jongeren de waarheid verlaten. Als we de verzen van de 119e Psalm eentonig vinden, dan zou dat een verblijdende eentonigheid moeten zijn. Dichtbij de Heere leven geeft een blijdschap die nooit saai wordt. Het is de eentonigheid van de liefde. Maar ik denk dat we dit woord dan beter niet kunnen gebruiken. Daarvoor is de liefde ook weer te boeiend. Maar ik deed het om aan te geven dat veel van hetzelfde niet altijd saai is. Denk aan uw maaltijden. Het terugkerende in uw maaltijd zal u niet vervelen, maar als je gezond bent, heb je iedere dag weer smaak in kostelijk gebakken brood. Een bevriend predikant vertelde me eens dat hij bestrijding had over dezelfde boodschap die hij iedere week bracht. Zouden de mensen niet zeggen: dat heeft hij vorige week ook al gezegd? Hij kwam in de week op woensdag bij een vrouw die de Heere vreesde en ze bemoedigde hem zonder het zelf te weten. Ze vertelde van het genoegen dat ze vaak had en de vreugde die ze vaak voelde onder zijn preken. ‘Op maandag heb ik er nog wel eens iets van’, zo zei ze. ‘Maar op de dinsdag is het vaak al wel wat weggezakt. En op woensdag denk ik vaak: Ik wilde wel dat ik hetzelfde nog eens hoorde.’
Onlangs kreeg ik op mijn verjaardag de wens dat ik in het komende jaar iedere dag dichtbij de Heere zou leven. Ik kon me geen betere wens voorstellen. Laat het weerkerende onderwerp van de liefde tot Gods wil ons in deze verblijden en laat het de taal van ons hart zijn. David begeert de genade dat hij zich steeds aan Gods wet zal houden. De weg die hij begeert is de weg van de gehoorzaamheid aan Gods geboden. We lezen in 1 Kon. 8:36, dat David in zijn gebed zegt: ‘Hoor Gij dan in den hemel en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israël, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen, en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt’. In de kanttekeningen wordt dan, met verwijzing naar onze tekst, verklarend gezegd van die goede weg: ‘De weg des Heeren, de weg der waarheid, de weg des verstands, de weg der heiligheid, de weg der gerechtigheid, en de weg des levens. Wat een grote zaken worden er zo aan deze weg verbonden. Allereerst de waarheid. Daar heb ik al een en ander over gezegd, In de tweede plaats wordt er gesproken over het verstand. Ons verstand moeten we leren gebruiken en dat doe je eigenlijk alleen maar goed als je Gods wil leert zoeken. ‘De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; allen die ze doen, hebben goed verstand; Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid’ (Ps. 111:10). In de derde plaats gaat het over heiligheid. En die is tekenend voor het zoeken van een leven naar Gods wil en wet. In de vierde plaats wordt de gerechtigheid genoemd. Dat is het goed waar ieder die de Heere vreest naar hongert en dorst, zo zegt Christus. ‘Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid, zo zegt Salomo, maar de gerechtigheid redt van de dood’. En dan wordt hier in de vijfde plaats genoemd het leven. En zo is het; een andere weg naar het eeuwige leven is er niet. Maar ziet u hoe ieder die de Heere zoekt, deze zaken bij Christus verkrijgt, Die de Weg, de Waarheid en het Leven is. Hij heeft, Hij is het, maar Hij geeft het ook. Hem zij de eer, die grote Davidszoon!
Door Godsvrees wordt Uw knecht
in waarheid onderlegd
en zijn verstand verlicht;
ook hebt Gij loon gezet
op ’t houden van Uw wet,
als liefde ’t leven richt.
Maar wie wordt niet verward
door zijn arglistig hart:
het kent zijn vele vonden.
Ach HEERE, zuivert Gij
die vuile bron in mij
van mijn verborgen zonden.
Psalm 19:6 (CJM)